Hiermee wordt het dorp Ouwe-Syl, Oudebildtzijl bedoeld, genoemd naar de Syl, de sluis van het dorp. Hier beschrijf ik het ontstaan van dit dorp meer in detail en ook de activiteiten van de Norbertijnse monniken van Mariëngaarde (vanaf de tweede helft 13e eeuw). Het dorp was al gauw van belang voor de ontwikkeling van het Billând met onder meer een haven en uithof als een voorpost voor de geestelijken van de abdij Mariëngaarde. Wiel, Kolk, haven en schutsluis Oudebildtzijl Ouwe-Syl is getekend en heeft zijn uiteindelijke vorm gekregen door overstromingen, die grote en diepe wielen (gaten, waar het water achterbleef in en achter de zomerdijk) veroorzaakten. Er hebben verscheidene van dergelijke natuurverschijnsels plaatsgevonden rondom 1200, degene die de meeste schade veroorzaakten zijn die van 1196, de St.- Marcellusvloed,1219 en de St.- Luciavloed van 1287.  In het venster `Ontstaansgeschiedenis van Ouwe-Syl` heb ik de vier zomerdijken en drie wielen die door en om Oudebildtzijl lagen nader besproken in fasen: 0. De zomerdijk ten Noorden van Oudebildtzijl tot 1196 wiel 1 in 1196 1. De zomerdijk van ten zuiden van Oudebildtzijl, wiel 2 skitelbuurt in 1219  2. De zomerdijk door het dorp, wiel 3 , de Kolk in 1287 3. De zomerdijk door het dorp 1287- 1380 4. Kanaliseren Ouwe Rijd naar Kaaifaart, doorsteek Kaaifaart naar de Kolk. 5. Ophogen zomerdijk Monnikendijk, wordt dan Oudebildtdijk (op 4,41+ NAP) Na 1287 zou de bedrijvigheid in Oudebildtzijl zich snel ontplooien en zal ik nu beschrijven:  Fase 2 1287 na Chr.  Vanaf de komst van de Norbertijnen hier in de regio ‘t Bildt hadden de boeren en monniken al drie zomerdijken tot ca. 1287 aangelegd om en door het dorp, (gedeeltelijk) weggevaagd door natuurgeweld. Eén van de grotere aanvallen vanuit zee op Ouwe-Syl was  de Sint-Luciavloed van 1287. In afb.1 zien we de wiel die achterbleef, geprojecteerd op de situatie van de huidige situatie. De monniken hebben direct na die ramp van 1287 van een nood een deugd gemaakt. Fase 3 1287- ca 1380 na Chr. Afb. 2 De nieuwe zomerdijk werd om de wiel gelegd en dit gat werd de bouwput voor een nieuwe haven en sluis, “de Kolk” en de Oude-Rijd werd aan de Noord- en Zuidkant aangesloten en voorzien daar van een schutdeur (“zoutloos doorvaren op gelijk waterniveau”). Maar men plaatste nog een derde deur aan de westzijde van de kolk en verbonden als een soort bypass aan de vaart ten noorden van de Oudebildtdijk. Dit verbindingskanaal is nog zichtbaar op de bekende kaart van Jan Jansz Coster van 1570. (Afb. 3) Zo werd ook het varen aan de westzijde door of langs genoemde vaart mogelijk gemaakt, het waterverkeer richting westen en ook het noorden naar het Wad is later gestopt na het afsluiten van de zeven uitgangen daar door het verhogen en afsluiten door de Nije-Dijk en het verbreden van de Nije-Dijksterfaart daar. (1600 na Chr.) Toen werd de zout-zoetwatergrens en daarmee de schutsluis naar Nije-Syl verplaatst en de 53 kavels op ‘t Nij-Bildt konden na het stadium van landaanwinning met zomerdijken langs de noordrand , steeds meer als optimale agrarische grond worden ingezet voor meerdere gewassen. Fase 4 1380-1505 Afb. 4 1373 na Chr. was het jaar van de uitvinding en toepassing van de schutsluis met een dubbel stel zeewaarts gerichte puntdeuren. De Kolk  (wiel/haven) heeft in de periode 1287-ca 1380 ook als schutkolk gefungeerd, vanaf 1380 kan deze functie door de meer moderne schutsluis zijn vervangen. In de annalen van 1505 is er geen sprake van werkzaamheden aan een kanaal door Ouwe-Syl, de meander in de Ouwe Rijdt moet al eerder zijn gekanaliseerd door de Kaaifaart dwars door het dorp. De oude naam van Ouwe-Syl, “de Leije” herinnert hier aan, dit betekent namelijk “de verlegging”. Rond 1380 werd het schutten verplaatst naar de sluis op de kruising van de Oudebildtdijk en het kanaal. Dit als een schutsluis, een kolk met 2 stel puntdeuren. Deze meer moderne schutsluis was in 1373 na Chr. voor het eerst in gebruik in Nederland (Vreeswijk). Ook daar was een brug nodig naast de schutsluis. De bebouwing op de keuningsstreek is uitgebreid in zuidelijke richting vanaf het verbindingskanaal daar. Mogelijk is de boerderij (nu nr. 20) daaronder gesticht in deze fase. De kolk was dus toen niet alleen een haven maar tevens schutsluis, volgens de betekenis van kolk Deze kolk was natuurlijk een prachtvondst, die als een driewegsluis functioneerde met nog een derde functie: spuikom. Want de kolk liet men tijdens vloed vollopen en bij eb werd de grote hoeveelheid water door de Kaaifaart gejaagd om daar de vaarroute op diepte te houden richting nu Nije-Syl. Pas in 1655 was de Kaaifaart zover dichtgeslibd, dat de sluis op ‘e Syl haar schip schuttende functie verloor. Daarna werden de deuren alleen nog bij hoogwater gesloten. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden ze verwijderd, schotbalken moesten nog bij extreme weersomstandigheden redding bieden. In 2006 zijn deze toch vervangen door een nieuw stel puntdeuren. Fase 5 1505 – 1580 na Chr. Afb. 5 In 1505 kwam er een nieuwe sluis op dezelfde plek en de Ouwe-Dyksterfaart-zuid werd direct daarna vóór 1509 veel breder (van 3 naar ca 8 m-waterlijn)) uitgegraven. Dit was geen sinecure, want inmiddels waren er huizen neergezet: De eerste bewoners van ‘e Syl hadden zich al genesteld aan de Skitelbuurt en Keuningsstreek achter de zomerdijk en de hogere en brede Aerden Plaats Dit wordt verklaard door de aanwezigheid van het zeer steile gedeelte (40-50 graden) aan het (oost-) eind van de vaart en de vreemde kronkel daar achter de Keuningsstreek langs. De zomerdijk beschermde de bebouwing erachter. De kleigrond waar hij van gemaakt was, was allang vanaf 1287 stevig ingeklonken, anders is zo’n steile helling voor klei niet mogelijk. De hoek van inwendige wrijving (als je de grond vrij uitstort) voor de vette/zanderige klei is 16,5-22 graden. Men moest daar ruimte voor de bredere vaart aan de overkant van de Skitelbuurt maken. De vaart werd daar wel 3 m. smaller (op de waterlijn), en sneed daar toch ook nog 2 m. diep in de oude zomerdijk. (Afb. 6) Tekst: Sytse Keizer, regiohistorikus `t Bildt, Billând Tekst: © • Foto: © Afb. 3 Verbindingskanaal NW kaart Jan Jansz Coster 1570 nationaal archief

Omstreeks 1100 na Chr. wilde men volgens een godsdienstig Reveil de regel van Benedictus van functionalisme meer in praktijk brengen. Kloosterordes zouden ook meer de natuur moeten ontginnen. Zo werden de eerste kerken en kloosters overal in Europa in de 12e eeuw in de buurt van kustwater en rivieren neergezet. (bv. Zwin, IJzer en Middelsee) De Norbertijner monniken vestigden zich hier rondom de al verder opgebilde Middelsee in 1163 bij Hallum (klooster Mariëngaarde) en 1182 (later klooster Lidlum in 1254), in 1256 kwamen de monniken van de orde van Augustijner Koorheren in Anjum (klooster Mariënburg) De plek van de abdij Mariëngaarde daar bij Hallum is heel zorgvuldig gekozen: (zie afbeelding rechts hiernaast) - Veilig achter twee (verhoogde) kwelderwallen (Alde Leie – Vijfhuisterdijk -12e eeuw en Finkum- Hallumerhoek- 10e eeuw) - Dichtbij de belangrijke levensader de rivier de Ouwe Rijdt (van 800 na Chr.) - De aanwezigheid van de verlaten oude motte (houten vesting – eind 10e eeuw) ten westen van nu Vrouwbuurtstermolen. Toen nog een grote, hoge bult klei maar uitermate geschikt als grondstof voor de kloostermoppen de bouwstenen voor de huizen, stinsen, kerken en abdijen. - Schelpen in grote hoeveelheden voorhanden in ’t wad als grondstof voor de kalk. - De mogelijkheid voor het bouwen van steen- en kalkovens ten noorden van de motte aan weerszijden van de Ouwe Rijdt hier, - De potentie van het bouwen van de strategische nederzetting de Leije. (later Nije-Syl, Ouwe-Syl.) op de kruising Ouwe Rijdt/zomerdijk, Monicke-dijck en het gebruikmaken van al aanwezige geulen - Tenslotte groef men de nodige extra vaarwegen, verbindingen zoals bijvoorbeeld in de verbinding tussen de abdij Mariëngaarde en het tichelwerk en kalkovens. Toponiemen In dit geval zetten vooral de toponiemen (veldnamen) ons op het goede spoor op deze zoektocht naar bedrijvigheid van de monniken in het verre verleden Deze zijn in de afbeeldingen 1 en 2 aangegeven. In Fryslân is al vanaf de 12e eeuw steen gebakken. Vooral na de grondige reparatie van de zomerdijk, Monicke-Dijck in 1287, is ook hier bij de Syl een uitgebreide grof keramische bedrijvigheid opgebloeid en eeuwen gebleven. Er was klei, geschikte brandstof in de vorm van turf en voldoende waterwegen voor vervoer van grondstoffen, en geproduceerde stenen, dakpannen, kalk en andere producten. De haven en (schut)kolk van de Syl heeft hierbij ook een belangrijke rol gespeeld. De afbeeldingen 3 en 4 geven nog details van het gevonden tichelwerk van ca. 1300 na Chr. Sytse Keizer.

Het van Harenslot, ook wel van Harenshuis genoemd, stond op waar nu de woningen aan de Van Harenstraat 20 en 22 gesitueerd zijn.  De oudst bekende (stamvader) van de familie Van Haren was Adam van Haren, die als watergeus, op een schip, deelnam aan de inname van Den Briel in 1572. De manschappen waar hij leiding aan gaf noemden hem "Hopman Daam" (hoofdman/kapitein). Adam trad in dienst bij Willem van Oranje en Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland. Door de laatste aanstelling verhuisde hij naar Friesland. Zijn zoon Willem (1581-1649) werd opperstalmeester onder Willem Lodewijk. Zijn kleinzoon Willem van Haren (1626-1708), bijnaam “de Ambassadeur”, kreeg in 1652 het grietmanschap van Het Bildt toegewezen. Hij was tevens lid van de Staten Generaal, de Raad van State, en ambassadeur van Denemarken, Zweden en Engeland, buitengewoon gezant en tevens betrokken bij de Vrede van Nijmegen. Onder dit gezantschap werd hij door Michiel de Ruyter naar Zweden gebracht om de Sont, de enige doorgang naar de Oostzee, vrij te houden. Daarin raakte hij in persoonlijke vriendschap met de Zweedse Koning Karel XI van Zweden. Dat ging zover dat hem verschillende zaken werden aangeboden waaronder verheffing in de adelstand en diverse geschenken. Eén gift daarvan zouden de deuren die zich in de grafkapel in de Van Harenskerk bevinden.  Staatsman "De Ambassadeur" Willem van Haren II is van grote betekenis geweest voor Nederland. De Oostzeehandel was een essentiele bron van inkomsten voor de staat.  In 1658 trouwde Willem II met Elisabeth van Hemmema en enkele jaren later huurden ze het huis van de secretaris van Het Bildt, Albertus Wijngaarden. Omstreeeks 1673 lieten zij deze woning vervangen door een statig slot. Achter het slot werden uitgestrekte tuinen en singels met vijvers en plantage in barokke stijl aangelegd.  In 1732 woedde er een grote brand in het huis waarbij de kostbare bibliotheek en belangrijke archiefstukken verloren gingen, waaronder aneqdotes die “Hopman” Daam van Haren over zijn geuzentijd had opgemaakt. Hierdoor is kostbare informatie van de vaderlandse geschiedenis verloren gegaan en de rol van de Van Harens in nationaal belang enigzins in de vergetelheid geraakt. Het Van Harenshuis werd datzelfde jaar herbouwd en vernieuwd. Als gevolg van het uitbreken van de Bataafse Revolutie werd de laatste grietman in het van Haren-tijdperk Duco van Haren afgezet waarop hij naar Duitsland is gevlucht en het slot moest achterlaten. In 1780 had hij de enorme tuin nog naar één der eerste Engelse Landschapstuinen in Nederland, en zeker van Friesland, laten aanpassen. Waarschijnlijk heeft Duco daarvoor de hulp gehad van de Hortulanis van Franeker, Arent Vlaskamp (niet ter verwarren met de latere burgemeester). De familie Van Haren was grietman van Het Bildt van 1652 tot 1763 en daarna nog van 1788 tot 1795. Met het overlijden van Duco van Haren stierf de familie uit. De Leeuwarder Courant vermeldt in de uitgave van 2 november 1795 dat het slot wordt aangeboden voor verkoop. Hierin wordt het huis uitvoerig beschreven. Het is onbekend hoe het slot er van de buitenkant exact uit zag en hoe het is verdwenen. In 1795 zijn op in de Van Harenskerk alle adelijke wapens blindgekapt, met uitzondering van die in de graftombe. Het is goed mogelijk dat, met deze landelijke oproep om alle adelijke wapens en zaken die aan de adel herinneren uit de samenleving te verwijderen, ook het slot ten prooi is gevallen aan deze politieke revolutie. Eenzelfde lot heeft het Stadhouderlijk jachtslot in 't Bosch in Sint Annaparochie waarschijnlijk ondergaan.   Van het Van Harenshuis is alleen een oude prent van Sint Annaparochie bewaard gebleven (waarop het huis slechts deels te zien is). Bildt-geschiedschrijver Hartman Sannes heeft een grondplanschets op basis van een uitvoerige beschrijving van de inboedel in de Leeuwarder Courant opgemaakt. Op de volmachtenkaart van het Bildt (18e eeuw) is de uitlijning van het slot duidelijk zichtbaar. Delen van de oude westelijk stalmuur zouden nog aanwezig zijn aan de achterzijde van Van Harenstraat 20. In 2020 heeft Piet Voordes een impressie gemaakt van het slot (foto). Deze impresie zal later nog verbeterd worden want het slot was breder dan op de weergave. Het stond op de percelen van de Van Harenstraat 20 en 22 (respectievelijk Boterhoek en Plat anno 2022). Er wordt nader onderzoek ingesteld naar het Slot en zijn achterliggende park. Zodra dit onderzoek uitgevoerd is zal een uitvoerig onderzoeksdocument aan deze pagina worden toegevoegd. 

In ’t jubileumboek fan de kaatsklup de Kolk (2009) skreef ik over ’t gebied achter `t kefee ’t Graauwe Paard, de Kolk. Froeger waar dut ’n diep water der’t seeskippen ôfmere konnen. Op ’t Sportterrain fan Ouwe-Syl, “de Kolk” worde kaatst fan 1909 ant 1959 en het feerder ok ’n rike geskidenis. Deuze begint bij de seegeul, de Ouwe Rijd, die’t ’t eerst te sien is op ‘n kaartrekonstruksy fan 1250  (Peter Vos). Dut waar dus feer foor 1505 doe’t  de seumerdyk, Monnikendijk ferhoogd worde en de naam Ouwe-Dyk kreeg.  Jim kinne in de dorpskanons “Bedrivighyd op ‘e Syl 1 en 2 leze hoe’t Ouwe-Syl hur ontwikkeld het, deur de eeuwen hine. Afb. 1 Binnen de swarte rechthoek, ’t latere sportfeld (groen) fan Kv. De Kolk,        binnen de “Kolk” (geel). Meander Oude Rijd (donkerblau) en kanaal Kaaifaart (Lichtblau)  Afb. 2 Detai fan ’t froegere sportterrain projekteerd in de sitewasy fan nou(Google Earth) Na ’t wegfâlen fan de open ferbining fia de Kaaifaart naar de Waddensee in 1655 worde de haven dimpt en as graide inricht en brúkt. In weze worde doe de basis laid foor ’t sportterrain “de Kolk”  Afb. 3 ’t Latere sportterrain nag part fan perseel B331 (17310 are) met de weuning fan Cornelis Jacobs Stienstra. Linksonder in dut perseel met kadastraal nummer B332 In de annalen fan ’t kadaster fan 1832 komme wy ene Cornelis Jacobs Stienstra teugen as “Vetweider en Quardenier” die’t der bij “de Kolk weunt en de graide in besit het. In 1926 is ’t in syn geheel in aigendom bij de Gemeente ’t Bildt en worde ’t doe al in 1920 (raadsbeslút 13 april 1920) as poer geskikt foor útbraiding beboude kom sien. Al gau derna worre in ’n útbraidingsplan foor de kom fan ouwe-Syl, perselen anwezen met bestimming tot bouterrain. De eerste 7 húzzen worre der al in 1927 boud .  In 1909 wort de kaatsferening kv. De Kolk oprichten en d’r wort dan kaatst op dut prachtige smúkke groene plakky wer’t ’t hart fan ‘e Syl klopte. Want de Sylstermet wort der later ok houwen en de handbâlklup SGK krijt der hur thúshaven in 1947. Erelid Oege Dijkstra skriift in 1984 nag: “Toen we dan ook in 1909 de beschikking kregen over de Kolk, was het eerste werk het vullen van de greppels met klei” Al gau worde “de Conditien fan de ferhuring van het kaatsterrein groot ongefeer 0,5 ha. opsteld. Derin ston befoorbeeld: “Alle soorten vee mogen erop, behalve geiten en varkens. Kwaadaardig vee moet op eerste aanwijzing van het bestuur worden verwijderd.. Zaterdagmiddag moet het terrein van de uitwerpselen der dieren worden gereinigd.” Afb. 4 Elk jaar worde per opbod ’t feld ferpachten Afb. 5   De Kolk 1952 Afb. 6 Kaatspertij 1930 op ‘e Kolk, rechts foorin Teije vd Rol. In ‘e gemeenteraad op 13 febrewary 1958 wort ’n beslút nommen , wat ’t begin fan ’t eand fan ’t sportfeld “de Kolk “ worre sil. De graide, Sectie nummer B986 de kolk Oudebildtzijl wort niet feerder ferhuurd en de gemeente kin ‘r  “te alle tijde over beschikken en zonder recht op schadevergoeding of iets dergelijks, voor een periode tot uiterlijk 1 november 1958”  Op 6 oktober 1958  dient ere-lid Kees Wijmenga fan de kv de Kolk ’t fersoek in bij BenW fan de gemeente ’t Bildt “om uitgifte als bouwterrein van een gedeelte van het sportterrein op “De Kolk” te Oudebildtzijl.” Kees Wijmenga waar de hait fan Jacoba – Sus – Wijmenga, één fan de pioniers fan ’t frôlys-kaatsen. Sij kaatste fan 1956-1961. Ik hew hur met 1 folle bladsy wiidwaidig anhaald in ’t jubeleumboek kv de kolk 100 jaar, 2009. Bls. 59. D’r wort besloaten, “de raad voorstellen te besluiten tot uitgifte als bouwterrein van het gehele perceel.”  16 oktober Beslút de raad “perceelsgedeelten op ’t Bildt te verkopen , hetzij in opstal uit te geven met recht van koop….”  Priis: f 5,50 de kante meter. Dut wort krekt op 17 nov. 1958 behandeld deur BenW. Later op 25 november wort dut beslút nag anfuld met huurprizen en tekenings fan “het terrein op “de Kolk” 20 oktober Kaats -en handbalfereniging te Oudebildtzijl sture ’t bestuur an BenW ’n schrijven over de voorgenomen bestemming tot bouwterrein van het tegenwoordige sportterrein “De Kolk” aldaar., Beslissing (BenW agenda):  27 oktober 1958: Bespreken met de besturen. 31 oktober Brândbrief Handbal – en kaatsferening de Kolk: “… gyn beswaar teugen bouwen op sportterrain, maar in koopkontrakt tussen Roel Wijmenga en gemeente bepaling opnommen dat ‘r niet eerder boud worre mâg, at ‘r ’n ander sportfeld anwezig is…..” 3 novimber  Deuze brief as Inkommen stik BenW behandeld:  Adres aan den raad , aanhouden. 15 novimber 1958 Advies Bouwanfraag deur Friese Schoonheidscommissie  Advies aangaande bouwanvraag (indiend 6 oktober 1958) van C. Wijmenga ingekomen bij benW: 17 nov. 1958  Geen bezwaren. Behandeld in de vergadering van BenW 9 maart 1959. No 6.  17 novimber Antwoord van BenW op brief ferenings 31101958 Terrainen binne kocht bij raadsbeslút 13 april 1920. Poer geskikt foor útbraiding beboude kom. Later uitbreidingsplan foor de kom fan ouwe-Syl, perselen anwezen met bestimming tot bouterrain. ’t Feld wort as te klain beoordeeld foor búttensporten. Korfbalklup mot al naar de Iisbaan. Ernstige pogingen door BenW om groter sportterrein aan te leggen. Partikuliere weuningbou mot beforderd worre. Wort besproken in de raad fan 25 nov. 1958, agendapunt no. 13. 25 novimber gemeenteraad. ’t Beslút fan 16 oktober 1958 no. 8/337 wort wizigd en in beslút  No. 13/350 fastlaid. Derin wort de foorwaarde steld, .. “dat door Burgemeester en wethouders aan dit besluit geen uitvoering wordt gegeven, zolang niet zekerheid bestaat omtrent de mogelijkheid van aankoop en inrichting van een ander sportterrein ter plaatse,..” An deuze foorwaarde is later niet foldeen, de sporters hewwe nag 2 jaar (1959 en 1960) op ‘e iisbaan “omgriemd”, foordat se ’t nije sportterrain brúkke konnen.  3 dec. 1958  Brief direkteur gemeente-werken., bouwterrein Oude-Bildtzijl Belang bou partikuliere weunings,.. 22 desimber Ingekomen bij Gemeentewerken,Anfraag boufergunning K. Wijmenga Datum 20 december 1958 23 desimber Gemeenteraad  No 8. Aankoop van een perceel grond te Oude Bildtzijl, met bestemming tot sportterrein.  Netullen Kv de Kolk van jaarferslag op 4 april 1959 ….”bespreken kaatsterrein waar nogal wat over gepraat werd” deurhaald is: “tenslotte zijn we op de ijsbaan…” .. maar konden er niet uitkomen en dat door het bestuur zou worden onderzocht. Jaarverslag Kv de Kolk 1959 bls 1: “De eerste partij is gehouden op 30 mei voor jongens 14-16 jaar op de ijsbaan” en feerderop: “En zo kwam de kermis partij in zicht het kaatsterrein eerst weer wat in orde gebracht maar de zweef en kramen mankeerden er aan wat wel wat stil was maar crescendo verzorgden de nummers weer uitstekend ,…” Afb. 7. Netullenboek kv de Kolk1950-1963. Hotze Schuil worde hier doe keuning 3 weken later op 25 july en kon de wisselbeker , de Sylster beker foor ’n jaar naar huus metnimme. Afb.8 1960   Foor ’t best opslager Gerrit Okkinga op ’t noadfeld nou ds                                      Mooijstraat.   1961 Afb. 9 29 july 1961 ’t groatkaatsen op ‘t nij sportterrain. Bls. 131 jub. Boek. Afb. 10. Nije sportfeld 1966 bron: dorpsfilm 1966 Meester Klaas Bouma tussen enthousiaste supporters fan de Sylsters korfbâlers DTG (De Túke Gooiers) flnr, Johan de Jong, Hinne vd Meulen, Andries Blauw, Henk Anema, onder Johan vd zee, Piet de Jong, meester Bouma, Sytse Keizer en Anne de Groot. Afb. 11 Húzzen op de Kolk 1959-1964  Kad. nr Aigner Boujaar B1024 Kees Wijmenga 1959 B1025 Bauke Post 1959 B1062 Jacob Piers Ronda 1966 B1063 Klaas de Jong 1966 B1046 Vrij Evangelische Gemeente 1964 B1047 Kruizinga/ Lotterijhuus 1964 ’t Huus met kadastraal nummer B1047 is in 2017 wereldberoemd worren as ’t lotterijhuus, dat deur de jubilerende foetbâlklup vv Ouwe-Syl ferlot is foor ’t goeie doel: `t fernijen fan ’t sportfeld op ‘e Syl. Dut huus is op 11 novimber 2017 ferlot, nadat alle 7908 lotten ferkocht waren. Afb. 12 De húzzen an de Kolk, links waar froeger ’t sportfeld. Afb. 13 Kronyk fan sportterrainen Ouwe-Syl, 2019

Jan de Vries (Sint Jacobi Parochie 1886 – Leeuwarden 1960), was handelsagent bij de tram. Dat stond ook op het naambordje van zijn woning in de Molenstraat 35 in Leeuwarden en hij was er erg trots op want handelsagent was meer dan inspecteur, zijn vorige functie bij de tram.  Jan kwam uit het gezin van vader Pieter Geerts de Vries (Hijum 1852), schoenmaker aan de Oude Bildtdijk onder St. Jacob, en moeder Welmoed de Vries Meijer (Franeker 1858). Er werden twee zonen geboren; Geert Pieter (1880) en mijn opa Jan. Zij hadden een pleegdochter in huis IJbeltje.  De twee kinderen, Geert en Jan, waren beide muzikaal, waarschijnlijk erfelijk van hun moeder Welmoed, die tamelijk goed viool speelde, en grootvader harmonica. De beide jongens kregen vioolles van de heer van Wigcheren uit Berlikum en liepen iedere week van de O.B.Dijk naar ‘Belkum’ voor een uurtje les.  Jan zijn broer Geert de Vries was tevens een behoorlijk klarinettist en naar blijkt medeoprichter van het fanfarecorps ‘Aurora’ in St. Jacob, dat bij de oprichting een harmoniecorps moet zijn geweest. Hij speelde in zijn jonge jaren ook dikwijls op bals en partijen; zijn viool en klarinet is bij zijn zoon in de Verenigde Staten. Geert emigreerde in 1916 met Martentje Jager, familie van de Boersma’s uit Wier, naar Ada Norman (Minnesota). 1 Mijn opa Jan de Vries daarentegen zong in een mannenkoor, biljartte en was overtuigd Bellamyaan. Edward Bellamy, een Amerikaans utopist, die het geld als de bron van alle kwaad zag en daarom droegen zijn aanhangers alhier een gehalveerde halve cent als speldje. Hij was een fijn, gevoelig mens met een sterk rechtvaardigheidsbesef, afkerig van iedere vorm van geweld. Dat verklaart ook zijn sympathie voor de Doopsgezinde opvatting van die tijd. Eigenlijk had mijn opa schoolmeester willen worden, maar daarvoor was zijn borstomvang te klein. Overigens werd hij goedgekeurd voor militaire dienst… Jan ontmoette Anna Visser uit Folsgare bij Sneek (1889). Zij kregen drie kinderen op elke standplaats waar Jan werkte; het station van Franeker, Piet, van Sneek, Eduard en van Leeuwarden, Welmoed. Op de tram werden moppen verteld, liedjes gezongen, zoals ’t Dokkumer Lokaaltje of zelfs aangesproken op zijn kleding. Zoals in dit artikeltje uit ’t Kleine Krantje, verteld door mevrouw M. Heeringa v.d. Werf in 1972. 2 Dat het vroeger in het trammetje gemoedelijk toeging bewijst het volgende verhaal van mijn moeder. Op een vroege zondagmorgen waren mijn ouders in Sint Jacobi Parochie in het trammetje gestapt om op familiebezoek te gaan. Toen de tram ergens bij Beetgum gestopt had en weer verder zou gaan, kwam er een man hardlopend aan, gedeeltelijk gekleed, de rest van zijn zondagse kleren over de arm. De tram wachtte en de conducteur schoof de man een eerste klas coupé in met de woorden ‘Meneer, eerst maar even in de kleedkamer’.

Zestien Strandhoofden redden ’t Bildt in 1570 Twee jaar na het uitbreken van de tachtigjarige oorlog in 1570 viel de Allerheiligenvloed ’t Bildt aan. Strandhoofden hadden nog veel nieuwe aanwas van grond weten te behouden. Kaart Jan Jansz Coster 1571Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de kaart die Jan Jansz Coster na deze stormvloed  maakte.  Daarop vechten de Geuzen in bootjes langs de kust tegen de Spanjaarden en staan de 16 strandhoofden van West naar Oost afgebeeld. In 1638 is het 17e strandhoofd bij Nije-Syl aangelegd in zee. Zestien strandhoofden Al in 1542 was men begonnen met de aanleg van de strandhoofden. De techniek voor de aanleg  stamde uit  het Zeeuwse Yerseke,. Ook toen, meer dan 300 jaar na het definitief sluiten van het estuarium van de Middelsee in 1200 (Billând, 2022), werd er nog bij vloed slibrijk water aangevoerd aan de kust van ’t Bildt. De basis voor het aanslibben, opbillen van de kust hier, was dat het water zo lang mogelijk rustig is, zodat het slib kan bezinken en dat bij eb het water zonder hoge stroomsnelheden weer uit kan stromen, dus zonder het zojuist bezonken slib weer op te woelen. Het is dus van belang een gebied te maken met alleen in- en uitstromend water, en geen doorgaande getijstroom, en het gebied zoveel mogelijk te beschermen tegen inkomende golven die extra opwoeling geven. Dit kan door het bouwen van dwarsdammen langs de kust, die steeds werden verlengd richting zee. Zo is al in de 16e eeuw een primitieve aanzet gegeven met deze zestien strandhoofden. Stevige zandrug De samengestelde bodemkaart onderin afb.1 laat duidelijk de verdeling van de verschillende afzettingen zien tussen de paarsgekleurde strandhoofden. De gronden met de meeste klei (groen) liggen verder landinwaarts. De zwaardere  zandkorreltjes bezinken namelijk sneller.  Samen met andere metingen is de oorspronkelijke locatie, van de strandhoofden te reconstrueren. Door de strandhoofden kon er namelijk een meer stevige zandrug (rood/geel) ontstaan langs de uiterste rand hiervan. Die ligt daar nog steeds, vermengd met klei, waarop veel boerderijen zijn gevestigd. Dit vanwege de gunstige ligging op zo’n stevig fundament. In elk geval hebben de strandhoofden een belangrijke rol gespeeld voor de verdediging tegen de zee tijdens de Allerheiligenvloed en andere stormvloeden tot de Pôldyk daar werd aangelegd en verhoogd Bij zo’n stormvloed is het water hoger en treed afslag op van de zandrug. Zo beschermt hij zichzelf, want door het afslagproces wordt het voorland ondieper en neemt de golfaanval op de kust af. Twee andere functies strandhoofden  Aan de Westkant van Zwarte Haan hebben de langere strandhoofden meer gefungeerd als golfbreker, terwijl aan de Oostkant de hogere zandrug genoeg weerstand bood daar tegen het gevaar van afslag. De zandrug is hoofdwaarschijnlijk wel een goede basis geweest voor de latere aanleg van de (rijzen-) dammetjes zeewaarts, haaks op de kust. Alleen het meest westelijke strandhoofd, het Statenhoofd, ligt daar nog steeds voor de kust als een trouwe herinnering aan deze tijd. Met dank aan Prof. Henk Jan Verhagen, TU Delft,  en Leendert Ferwerda.

Transportbedriif M.B.N. waar in de jaren sestig en seuventig fan de forige eeuw toanangevend in Frysland. De basis worde laid at Dirk Jans Monsma in 1904 as partisipant toetreedt in ’n beurtfaartondernimming in St.-Jabik. ’t Ferfoer gebeurde met ’n sailskip fan hout, ’n soanoemde snik en beston waarskynlik út ’n beurtdienst fan St.-Jabik na Luwt met insidinteel losse frachten na Franeker en Harlingen. Met de anskaf fan ’t moterbeurtskip “Excelsior” in 1914, anfanklik eerst huurd in 1913, worde ’n reuzestap set in de evolússy fan ’t transport in en rônd St.Jabik. In 1930 worde de latere direkteur fan M.B.N., Jan Gerrit Monsma, skippersknecht bij syn omme Dirk en in 1934 worde-y metfirmant fan de ondernimming der’t doe al ’n tweetal frachtauto’s in bedrijf waren. Na ’n drege perioade fan krisistiid, folgd deur de oorlogsjaren 1940-1945, worde op 1 july 1946 Transportbedrijf M.B.N. opricht. Firmanten worden de partisipanten fan de maatskap Monsma en de Bildt. Dat waren Dirk en Jan Monsma en Dooitzen de Bildt. Ok treedde Dirk van Noord tot de maatskap toe. Hij had ’n eenmânsbedriif an de Ouwe-Dyk. Feerder worden de eenmânsbedrifys fan Jarich en Piet de Vries in de Oasthoek en dat van Tjip Kramer in de Westhoek útkocht en worden hur aktiviteiten overnommen. ’t Bedriif kwam al gau ant groate bloei. In 1974 fuzeert M.B.N. met Gebr. Althuisius B.V. út Tjummarum, ’n bedriif dat later deur TDG út Ingeland overnommen is en weer kocht is deur de Kooiker Group út Grou met as handelsnaam ‘Kooiker Logistiek.’ Gerrit Monsma skreef ’n boek over de perioade 1946-1974. ’t Boek, met derin ok prachtige foto’s, is te lien in de bibletheek, maar is ok as bijlage ônder “Documenten” te finen. In ’t blâd DAF Magazine fan 1976 ston ’n ripportazy over M.B.N. Ok die kinne jou fine ônder “Documenten.”

’t Prot kinne nag ’t graanpakhús fan Pars an de Steven Huygenstraat, teugenover de “Groene loods”. In 1980 worde dut ôfbroken en der staan nou húzzen. Feul minder bekind is dat ’t in 1934 boud worde as havermoutfebryk en wel in opdracht fan de Firma Tulner & Zonen. Hait Hendrik Tulner en syn seunen Ritske en Jarig waren de firmanten. ’t Waar foor hur ’n nije bedriifstak, naast de eerappel- en bitehannel. Havermout waar in de krisisjaren ’30 fan de forige eeuw goedkoop en foedsem en derom ’n goed produkt foor húshouwings met ’n smâle beurs. ’t Havermoutfebryk had de naam “De Noordster” en maakte havermout ônder hur merknaam “Stella.” ’t Febryk waar hoofdsaaklik inricht met foornaamlik tweedehâns mesines, ô.â. ’n stoommesine. Na twee jaar, in 1936, most de firma ’t havermoutfebryk ferplicht ferkope. Oorsaak waar dat se in finansjele problemen raakt waren deur anloopproblemen, maar fooral deur ’n strop in de eerappelhannel. ’n Leverde partij eerappels an Frankryk worde niet betaald. Niet alleen ’t febryk most ferkocht worre, maar ok de privéhúzzen fan de firmanten die’t in onderpand geven waren foor ’n kredyt bij de Amsterdamsche Bank. Dat waren ô.â. “Villa Nova” fan Jarig, later kocht deur burgemeester Kuperus, en de fila fan Ritske, derfoor fan burgemeester Hesselink. Baide fila’s stonnen an de Westerdyk en binne d’r baidegaar niet meer. De eerste deur brand ferwoest en de ândere ôfbroken om’t d’r gyn kopers foor waren. De ferplichte ferkoop fiel toegelyk met de wîns fan Koopmans Meelfabrieken út Luwt om ok havermout te maken en sij sâgen in ’t febryk fan Tulner ’n kâns. Koopmans kocht ’t febryk bij de publike ferkoping en sette deuze ant 1949 fort. ’t Febryk worde doe deur graanhannel Pars kocht en worde ’t ’n graanpakhús. Lees ’t hele ferhaal. ’t Hele ferhaal en meer informasy staat ônder de knop “documenten”. Klik op ’t dokumint om ’t te openen.

In 1874 worde d’r in Froubuurt ’n stoomoalyslagerij boud. De oalymoln worde niet deur wyn, maar deur ’n stoommesine andreven. Oprichter waar Arjen Roelofs Hommema út St.-Anne. Hij waar de seun fan Roelof Hesssels Hommema, die’t boer, grutter, instrumintemaker, maker fan tilleskopen en starre- en netuurkundige waar. Arjen weunde sels niet in Froubuurt. De daaglikse gang fan saken worde laid deur Klaas Gosse Bijlsma, oalyslager in Froubuurt. Hij weunde met syn húshouwing op nummer 49. Dat waar ok ’t doedestiidse adres fan de oalyslagerij. Ut kadasterondersoek blykt dat de oalyslagerij ston op ’t perseel der’t nou weunings staan, ô.â. Waling Dijkstrastraat 98. Op ’n luchtfoto fan 1952 is ’t pand fan de oalyslagerij nag te sien. In ’t kadaster staat ’t angeven as “Huis, erf en stoomoliemolen.” De oalyslagerij het indertiid foor werk an ’n antal Froubuurtster werkkrachten sorgd. De oalyslagerij worde in 1901 overnommen deur Arjen syn seun, Roelof Arjens Hommema. Hij sette ’t bedriif nag ant 1910 fort. Doe worde ’t pand foor de ferkoop in ’n adfertînsy anboaden. Derin ston: “wegens gevorderden leeftijd van de eigenaar.” Dat waar ok ’t eand fan de oalyslagerij. ’n Stikminnig aigners folgden. In 1920 worde ’t weunhuus nag ferboud na twee weunings. In 1964 hewwe de weunhúzzen de húsnummers 95 en 97 kregen. In 1978 worde deuze dubbele weuning met skuren ferkocht. Koper waar Harm Roorda, die’t in ’t huus met nummer 99 dernaast weunde. In 1981 worde ’t ferkocht an gemeente ’t Bildt die’t ’t in 1982 slope liet. De gemeente waar ok aigner fan de grônd ten westen fan de foormalige oalyslagerij der’t ’t stelpy fan Sjerp Riemersma ston die’t de lêste beweuner waar. ’t Enigste wat nag an de oalyslagerij herinnert, is ’n molnsteen. Die worde eerst begroeven achter ’t stelpy, weer opgroeven doe’t Sjerp ferhuusde en al nageraden bij ’t boubedriif fan Jan Stienstra in St.-Anne terecht kwam. Derfandaan weer ferplaatst na Stiens om bij eandsybeslút terecht te kommen bij Bierma an ’t Roadpaad op Ouwe-Syl. ’t Hele ferhaal en meer informasy staat ônder de knop “dokuminten.” Klik op ’t dokumint om ’t te openen.

Je kinne ’t je nou niet meer foorstelle dat ’t buurtskap Swarte Haan an de Waddensee, ônder St.-Jabik, ooit ’n sintrale rôl speulde bij de feerdiensten naar Amelând. At je op de seedyk staan en mimere over dat ferleden, dan speure je onwillekeurig na restanten fan de ooit drok besochte feerhaven. Drok besocht? Jaseker, want in de 18 de en 19 de eeuw waar d’r al sprake fan feerdiensten. ’t Waren ô.â. de skippers Kuiken en Van der Zee die’t adferteerden met overfaarten naar Amelând en Terskelling. In die tiid worde d’r geregeld foeren foor ’t ferfoer fan fee en om handlers met te nimmen na de feemetten op de ailannen. Ok worde d’r met passazjiers foeren foor plezierraisys en bezites an openbare ferkopings fan anspoeld spul. In de jaren 1932-1948 foeren de ondernimmers Olivier en Van der Geest ’n feerdienst út tussen Amelând en Swarte Haan. De ondernimmers, en dernaast swagers, Anne Olivier en Epke van der Geest begonnen op 15 maai 1930 ’n geregelde feerdienst Nes-Holwerd. De anlaiding derfoor waren de hoge prizen die’t de ‘Rijksveerdienst’, eksplateerd deur de firma Wagenborg, in reken brocht. De dienst worde ’n súkses en derdeur ’n omrake konkurrint fan de ‘Rijksveerdienst’ met as gefolg dat die hur beklaagde bij de minister, om’t men fan mening waar dat men ’t monopoaly had op ’t ferfoer fan de staiger fan Holwerd ôf. Dat laidde ant ’n rechtsaak teugen Olivier, om’t-y ‘zonder vergunning aanmeerde op de steiger te Holwerd’.’ De kantonrechter in Dokkum sprak him frij, maar in hoger beroep worde-y skuldig ferklaard, maar sonder oplêging fan straf. De ‘Rijksveerdienst’ kreeg op 28 maai 1932 ’t monopoaly fan ferfoer fan Holwerd naar Amelând. Derna worde de feerdam Holwerd ôfsloaten foor ‘alle personen en alle vrachtgoederen, welke niet met de Rijksveerdienst zijn of worden vervoerd.’  Derop besloaten Olivier en Van der Geest op woensdeg 29 juny 1932 om ‘reeds hedenavond een dagelijksche dienst te openen tusschen Zwarte Haan en Nes (Ameland). Eerst voor goederenvervoer maar in de toekomst ook voor personen.’ Hur skip ‘De Friesland’ kwam op 30 juny 1932 met spul en twee passazjiers bij Swarte Haan an. Dat de dienst ’n súkses waar bewiist ’t bericht in de ‘Leeuwarder Courant’ fan 11 july 1932: ‘zaterdag begaven zich ruim honderd passagiers met deze dienst naar het eiland’.’ Dan beslútte Olivier en Van der Geest om ’n groatere moterboat d’rbij te huren en te eksplateren. ’t Súkses trok ok de andacht fan ândere ondernimmers, maar die kregen gyn ‘poat an de wâl.’ Tidens ’n bezite fan de minister van Waterstaat, Mr. Reymer, an Amelând worde d’r steld ‘geen bezwaar tegen voortzetting van dit veer (…) aanbevolen om een verzoek in te dienen om de aanlegsteiger te Zwarte Haan te verbeteren.’ Heel goed mooglik dat hierna besloaten worde om de nije ânlêgstaiger op Swarte Haan te bouwen. Ant de oorlogsjaren worde d’r op Swarte Haan foeren. Tidens de oorlogsjaren worde de feerdienst na Swarte Haandeur deur de Dútsers ferboaden. Sels maakten de Dútsers d’r soa nou en dan al gebrúk fan. Krekt in 1947 fonnen d’r weer ’n stikminnig feerdiensten plak. As gefolg fan ôfslútting fan de Súddersee deur de Ofslútdyk en derdeur feranderende faargeulen deur an- en dichtslikking, waar ’t hyltyd dreger en later onmooglik om met de feerboaten Swarte Haan te beraiken. Neffens twee bronnen sou de lêste dienst útfoerd weze op 30 july 1947. Maar as de lêste dienstregeling worde ok nag 31 july noemd. En ok in juny 1948 worde d’r nag adferteerd foor ’n rais op 6 juny en op 4 en 5 july. ’t Is annimlik dat dut de lêste raizen weest binne. De skepen: Olivier en Van der Geest hewwe een feerboat in aigendom had en dat waar de ‘Friesland.’ Dat waar aigenlik ’n frachtskip fan 19,21 meter lang en 4,07 meter breed met ’n waterferplaatsing fan 50 ton. ’t Skip waar boud in 1930. Deur de groate toestroom fan passazjiers worden d’r in de seumermaanden skepen bijhuurd. In de eerste twee jaren waar dat ’t skip met de naam ‘Willi’ (faak ok skreven as ‘Willy’). Dut waar ’n moterskip, boud in 1928, fan 22,3 meter lang en 5,27 meter breed en ’n waterferplaatsing fan 109 ton. ’t hele ferhaal en ondersoekrapport binne hier as PDF-bijlagen in te sien. Ok sil ’t as boekwerky te lienen weze in de bibletheek.

Egbertus Petrus Brunger Hij werd in Workum geboren en was van 1839 tot 1875 notaris in Froubuurt.  Daarnaast was hij ook lid van de Provinciale Staten van Friesland en Gemeenteraadslid van het Bildt. Hij was lid van het Liberaal Fries Front, een groepering die streefde naar nieuwe politiek leven in Friesland. Er is in het dorp een straatnaam naar hem genoemd. Johannes Dijkstra Hij werd in 1879 in Froubuurt geboren. Al gauw bleek dat hij vol streken zat. Op twaalfjarige leeftijd leerde hij van zijn oom Jan het vak van smid. Maar Johannes kon meer: hij kocht een “stoomfiets”, reed er als een vorst mee door het dorp, haalde hem uit elkaar en zette hem ook weer helemaal in elkaar. Zijn leven lang bleef hij een man die wel van een lolletje hield en veel dorpsbewoners met zijn grappen en grollen op het verkeerde been zette. Het lever hem de bijnaam “Tijl Uilenspiegel” op. Frou Dijkstra Zij was de weduwe van Johannes Dijkstra, de Froubuurster “Tijl Uilenspiegel” Woonde in de smederij die  al lang niet meer in gebruik was. De dorpskinderen noemden haar “frou Kat. Zij was soms een medium en zocht ook met een wiggelroede naar water. Ane Snoek  Hij woonde met zijn moeder in een rijtje  huizen bij de kerk. (al sinds jaren afgebroken en niet herbouwd). Hij had een groen-rode fiets en droeg elastiek om zijn broekspijpen. Hij werd een keer onder hypnose gebracht en terwijl hij achterstevoren op de fiets zat lukte het hem om te fietsen. Hindrik Kuipers  Hij was een alleenstaande man en liep altijd met zijn wat kale hond Kazan (bijnaam “de straatneuker”) door het dorp. Bauky van Dijk, werd het “loochy” genoemd, omdat ze altijd via de spoordijk naar Froubuurstermolen liep, daar op de LABO-bus stapte en ging dan bij V&D soep eten of ze haalde een stuk warme rookworst bij de HEMA. Het Bildtse woord “Loochy” betekent Locomotief. Haar suster Jantje  staat nog op de dorpsfilm van september 1962. Haar broer Dirk had met zijn vrouw Baukje een boerderijtje op de plek waar nu Sauna “de Zoutbron” staat. Jan van Schepen  Fietste als oude man altijd midden op de weg. (“At se mij sien rije se maar om mij hine!”) Dat kon toen nog omdat er toen nog weinig autoverkeer was. Anna van Dijk Was coupeuse en maakte, vermaakte en herstelde dames- en herenkleding. Ze had haar naaiatelier rechts van de voordeur van het huis dat nu de naam “Mens durf te leven” heeft.  (J.P. van der Bildtstraat 60) Teun van Gelder,  de Froubuurster kapper Teun was een bijzondere Froubuurster inwoner. Op woensdagmiddagen zat zijn “kapsalon” vol met schoolkinderen. Die zaten tijdens de knipbeurt op een hoge kinderstoel. In die  tijd gingen nog veel mannen zaterdags naar Teun voor een scheerbeurt. Dan zaten ze in een speciale stoel met een leren rol. Er lag de nodige lectuur op een tafeltje, waaronder de REVUE met daarin artikelen met onderwerpen waar je als kind nog nooit van gehoord had. Teun had veel talenten! Hij schreef gedichten, verhalen en toneelstukken in het Bildts, schreef het Bildtstalige boekje “Tyl Ullespiegel” (over de hiervoor genoemde Johannes Dijkstra) en hij kon ook vioolspelen en goochelen. Ook was hij een geweldige grimeur voor de Bildtse toneelgezelschappen. Tijdens het knippen vertelde hij de mooiste, sappigste en humoristische verhalen. Als je bij Teun op je knipbeurt zat te wachten hoefde je je nooit te vervelen!  Zijn vrouw Annie beheerde de damessalon. Op een avond in de 50-er jaren was er in het dorp een lezing, die werd gehouden door Anthony van Kampen, de bekende schrijver van de  “Amazonas trilogie”. Het is niet bekend wie hem voor de lezing naar Froubuurt heeft gehaald, maar het leidt geen twijfel dat dit de familie Van Gelder moet zijn geweest. Toen het echtpaar na dochter Tiny en zoon Sip nog een tweede zoon kreeg werd die Anthony genoemd!

De útfoer fan irpels waar fan ’t groatste belang foor ’t Bildt en Frysland. De krisis in ‘e dertiger en feertiger jaren fan ‘e forige eeuw mepte d’rin. Dos lukte ’t ferskaidene firma’s út St.-Jabik om ’n prot irpels an ’t búttenland te ferkopen. Hierônder staat ’n tal bedriven út St.-Jabik die’t hur dêr met doende houden. >>>>G. Steensma Irpelhannel G. Steensma had him spesjaliseerd in ’t súvveren fan irpels. Dut bedriif eksporteerde de bêste partijen poaters naar fooral België en Frankryk. ’t Klaarmaken fan ‘e partijen bij Steensma worde deen met ‘e modernste sorteermesine. Op deuze menier kon op een dâg foor 10 spoarwagons poaters klaarmaakt worre. >>>>A.N. Miedema Deuze firma waar spesjaliseerd in ‘e hannel in poaters en konsumpsy-irpels. >>>>D.P. de Groot Dut bedriif waar richten op ‘e hannel in Frise poaters. >>>>D.T. Dijkstra Dijkstra maakte irpelsorteerders neffens ’t prinsipe fan ’t skudden soa’t dat foor die tiid met ‘e hând deen worde. Deuze mesines hadden ‘n groate kapasiteit en dat waar foor de sorteerbedriven fan belang. >>>>De Friesche Plantaardappel-Exporthandel N.V. De “Frise Plant”, soa’t ’t bedriif út St.-Jabik in ‘e buurt noemd worde, waar een fan ‘e groatste, en meskien wel de groatste irpeleksporteur fan ’t lând. ’t Bedriif had ’n loads fan 2600 m2 die’t forstfrij waar. De klaarmaakte poaters en konsumpsy-irpels gongen naar ’n heel prot lânden in- en bútten Europa. De “Frise Plant” worde in 1932 opricht as fortsetting fan “Dijkstra & Gebr. Miedema”. Pieter Dirks Dijkstra eksporteerde syn eerste irpels in 1908. In 1910 begon de samenwerking met de broers J.G. en B.G. Miedema onder bovennoemde naam. ’t Bedriif het d’r ’n prot werk fan had om ôfsetgebieden in ’t búttenlând te finen. ’t Waar pionierswerk. Doe’t ‘e eksport in poaters en konsumpsy-irpels liep waren de poaters ’t belangrykst. De eerste útfoer fan Frise poaters na België, Frankryk, Italië en Algerije worde deen deur de “Frise Plant”. Dat is ’t bewiis dat dut bedriif eerst relasys anknoopt hadde met ôfnimmers in die lannen. De eerst noemde lannen waren, met Dútslând, de groatste ôfnimmers fan ’t bedriif. An ‘t spoar in St.-Jabik ston de sintrale sorteerinrichting. ’n Oftakking fan ’t spoar maakte ’t mooglik de spoarwagens in ‘e loads te laden. In 1959 sturf P.D. Dijkstra, lid fan ‘e direksy fan “>>>>>>>>>De Friesche Plantaardappel-Exporthandel N.V.” in St.-Jabik. In ‘e fakblâden waar d’r ’n prot waardering en respekt foor syn werkkracht, syn fermogen foorút te kiken en foor syn inisjativen. In 1954 had Dijkstra op de fraag fan ‘e redaksy fan ‘e >>>>>>>>>“Nederlandse Federatie voor de Handel in Pootaardappelen” in Den Haag ’n wiidwaidig artikel skreven over syn erfarings met ‘e ôfset fan poaters en konsumpsy-irpels. Spitig genoeg is hij d’r niet meer an toekommen ’t lêste tiidfak te beskriven. Dos waar dut artikel fan útsonderlik belang en ‘e redaksy fan ’t fakblâd waar poer op ’t skik met deuze belangrike en interessante herinnerings. ’t Hele artikel het froeger as 13-delige serie, met as titel “47 jaar aardappeleksport”, in ‘e Bildtse Post staan. Bij elk hoofdstik ston ’n introduksy en waren d’r anfullings fan Hotse Sytses Buwalda. ’t Artikel gaat over Dijkstra syn tiid (1907-1954) Doe’t Dijkstra sturf gong ’t bedriif deur. Tot in 1968. “Frise Plant” houde inenen op met te betalen. D’r waren ’n prot skulden, fooral an boeren út Drinte. As oorsaak worde angeven dat ‘e irpelprizen hard omdel gaan waren. ’t Bedriif kreeg útstel fan betaling. De skulden waren oplopen tot 2,5 miljoen gulden. In augustus 1968 worde de krediteurefergadering over ‘t fallisemint houwen. De útkering an ‘e krediteuren waar fâststeld op 6% fan ‘e fordering. Mooglik kwam dêr nag 4% bij.  In ‘e tussentiid waar de boel ferkocht. De loads waar foor ƒ 100.000 fortgaan en ’t huus foor ƒ 50.000. En doe waar ’t deen met ‘e geskidenis fan “Dijkstra & Gebr. Miedema” en “Friesche Plant Exporthandel N.V.”. Onder de knop “Documenten” fine jou ’t hele artikel út ‘e Bildtse Post. Ok de krante-artikels staan dêr.

Boubedriif Stienstra bv ontston doe’t Jan Stienstra ’t bedriif fan syn hait Albert Stienstra in de Van Harenstraat met werkplaats in de Dordtse straat selsstandig fortsette. Dut sil soa in ’t jaar 1960 plakfonnen hewwe. Doe is d’r op Nassaustraat 5 in St.-Anne ’n nij huus boud met drie loadsen. Stienstra waar fooral richt op de utiliteitsbou (gebouwen sonder weunbestimming) en insidinteel ok weuningbou en partikuliere objekten. ’n Stikminnig ansprekende projekten: -        Bou Rooms-Katholike kerk in St.-Anne -        Nijbou De Vlaswiek foor ƒ 2.000.000,-- -        Utbraiding Beuckelaer foor ƒ 600.000,-- -        Nijbou skoalen in Stiens ƒ 700.000,-- -        Herbou Ons Huis na de fatale brand op 28 oktober 1968. naast annimmer waar Stienstra ok ’n enorme techneut en foor die tiid och soa foorútstrevend. D’r worde ’n boukraan, heftruk en sijladerheftruk kocht. Ok worde ’n aggregaat in ’n ôfdankte laadbak fan ’n frachtauto boud. De aigen frachtauto had ’n kraan en kompressor. Ok had Stienstra patint op ’t systeem fan eerappelfentilasy deur middel fan útklapbere driehoekige taps lopende houtene kokers, der’t dan deur Tolsma Techniek út Emmeloord ’n fentilator foor leverd worde. In de nacht fan 10 op 11 jannewary 1975 ontston d’r ’n groate brand in de middelste loads. Twee fan de drie loadsen gongen helendal ferloren en de eerste loads met derin de houtbewerkingmesines waar ok swaar beskadigd. De aigen loadsen mosten herboud worre en d’r kwam ’n fierde loads bij. Inmiddels waar Stienstra ok importeur worren fan Deense houtstookte sf-ketels. In 1979 waren d’r de perikels met de stoomfloit die’t op ’t dak fan de loads sat en de tiden fan begin en eande werk en de skofttiden angâf. De buren begonnen over ’t geluud te krimmeneren en bij eandsybeslút ferboad de Raad van State de floit.In 1984 waar in de bouw hest gyn werk meer. D’r waar nag een timmerman over foor wat onderhoudswerksemheden. In de jaren rônd 1990 hinne ontston d’r ’n geskil met de ferteugenwoordiger fan de kachels en d’r kwammen ferskaidne  rechtssaken. Ondanks dat Stienstra die won, gong ’t bedriif as gefolg hierfan fallyt. Dut is ’n úttreksel út ’t hele ferslag fan Piet Bootsma, in dienst as kalkulator, tekener en boekhouwer. Onder de knop ‘Documenten’ onderan dut bladsy, fine jou ’t hele ferslag, inklusief oversicht bouprojekten en list fan werknimmers deur de jaren hine, en de kranteberichten. Febrewary 2024

Op een plakkaat van 9 november 1546 werd al verkondigd: Jagen op ‘t Bildt was aan iedereen verboden: Dat was een vorstelijk recht, gereserveerd voor den Keizer of zijn vertegenwoordiger, den Stadhouder. Jaren later in 1579 kwam ‘t Bildt onder het gezag van de provincie Fryslân en kwam ook het jachtrecht naar de Staten. Toen werd er ook al gestroopt en moest een ordonnantie op de Jagt (16 mei 1591) dit voorkomen. Stadhouder Graaf Willem Lodewijk (Us Heit) en “zij die verlof kregen” mochten alleen op wild jagen. Op 15 maart 1650 werd ook besloten, dat op de grenzen van ‘t Bildt 9 palen zouden worden geplaatst, “die alzoo de grenzen van Stadhouderlijk jachtterrein zouden aangeven. Deze “limytpalen” stonden op die plaatsen waar toen “een weg uit het Bildt de omliggende Groene – en Hoogedijk bereikte” (zie gele ballonnetjes in de afbeelding hierboven) Het waren „Mooie palen", n.l. keurig geverfd en met het wapen van, Nassau voorzien, met het opschrift: „Stadhouders Vrije Jagt". De 18e Jan. 1651 werd ordonnantie geslagen op Pieter Michels, mr. schilder binnen Leeuwarden “wegens het schilderen van 9 Limijtpalen van Sijn Excellentie Jacht opter Bildt, en goudt daertoe gebruyckt". Op de kaart van D. Bern/Schotanus a Steringa van 1718 zijn er 11 palen afgebeeld (rode ballonnetjes) en aangegeven met de tekst: “Erf-Stadhouders Vrije Jagt Paal.”   Uit de annalen is bekend, dat de palen regelmatig werden onderhouden tussen 1651 – 1793. Maar in 1795 werden ze in één keer verwijderd tijdens de Franse revolutie (zonder gele hesjes) samen met andere tekenen van uiterlijk vertoon van de heersende macht, zoals wapens en titels onder het credo Gelijkheid, Vrijheid en Broederschap. De palen werden ook gezien als „teekenen van eene verfoeyelijke dwingelandij". Inmiddels was er ook een jachthuis gebouwd, waarin de jachtopzieners woonden (1711-1801) De overgebleven ingebouwde meijerswoning daar is in 1801 tot boerderij verbouwd. Deze is inmiddels ook alweer verdwenen, alleen de overgebleven bomen, die eromheen stonden aan het laantje in ’t Bos geven met de nieuwe straatnaam “Stadfhoudersweg” nog een herinnering aan de jacht op ‘t Bildt. Op initiatief van Bildt-historicus Aldert Cuperus besloot de gemeenteraad van het Bildt op 7e december 2017, dat er 10 extra mooie palen op door hen aangewezen plaatsen moesten worden geslagen voor het beschermen van ’t Bildt. (op Mooie paal stond er al eentje, dus totaal 11). Zie verder het BILDTGIS - kartografy 't Bildt via de site www.sytsekeizer.nl en de uitgebreide versie hieronder. Sytse Keizer

Johannes Sloep (1874-1962) worde as seun fan ’n hofker groatbrocht met fruit. ’t Leken ’m wel op orten om sels ok hofker te worren. Fruit ferwerke lachte ’m meer an. In ’t hok achter huus maakte-y fooral fruchtesoppen en limenades. Drekt na syn trouwen op 17-09-1896, de dâg dêr’t-y later fan saai dat doe syn bedriif opricht is, gong-y al op ’e fyts deur ’e provînsy om klanten te soeken. Soa nou en dan liet-y de moedferen hange, maar hij gâf ’t niet op en ’t lukte him ôfnimmers te finen. De eerste drie maanden maakte-y ônder ândere sportlimenade met as merk  “Leemonkwast.” Eerst op ’n potkacheltsy en later in ’n gimmeleerdene kookpot fan 50 liter. Doe begon-y met ’t maken fan likeuren sonder alkehol. Dermet waar-y de eerste en fermoedlik de enigste in Frysland. Hij had ’e tiid met, want d’r worde ’n prot an alkeholbestriding deen. ’t Ontwikkelen fan nije produkten waar dreeg. In ’e eerste jaren worden d’r meest limenades, alkeholfrije likeuren en fruchtesoppen maakt. Ok worde ’n mesyntsy antuugd foor ’t maken fan gazeuse, drinken met koalsuur d’rin. Dat-y alkeholfrije likeuren make kon waar heel neskierig, ja unyk. Dat worde niet foor mooglik houwen.  In ’t begin an raisde-y ’n prot met syn handelkammeraat Polak út Wildervank. Dat waar ’n túkke koopman en Sloep leerde ’t handelsfak fan ’m. Dêrdeur kreeg-y ok foor ’t ferstând dat St.-Anne tefeul achterôf laai. Doe’t d’r orders kwammen om protten fatten alkeholfrije likeur te leveren waar ’t beter om dat út Luwt weg te doen. In 1899-1900 worden d’r plannen maakt om ’n nije febryk in Luwt te bouwen. In ’e tussentiid waar de produksy al overgaan fan syn huus an ’t Oasteand na syn “febryk” an ’e “groate reed.” Dêr waar wat eenfoudigs delset en inricht. D’r kon stookt worre en d’r waar opbergrúmte foor fatten en flessen. De bou fan ’n nije febryk worde ôfraden, eerst maar wat hure waar ’t adfys. Dêrom worde in maai 1900 ’n herehuus met pakhús huurd in Luwt, an ’e noordkant fan ’e Emmakade bij de 2 e kanaalsbrûg. Dêr gong ’e produksy hine. Dat speet de frachtrijers in St.-Anne wakker, want die kregen minder te doen. In 1901-1902 worde foor ’t eerst perbeerd sjem te maken. De eerste proeven misleerden, maar de “sjem” worde dos ferkocht met as naam “Paradijsjam.” Maar al reedlik gau hadden se ’t sjemmaken ônder ’e knie. In ’e hêst fan 1914 worde besloaten “een Heerenhuis met kelder en pakhuis” te bouwen bij ’t Oranje-Nassaupark. Dêr gong ’t bedriif feerder, doe nag met ’e naam “De Bessentuin.” In 1917 sou d’r opnij ’n febryk in Luwt delset worre, maar de bouterrainen waren rottekruudduur worren. ’t Spoor waar anlaid, de tram reed en d’r waren auto’s kommen, ok in St.-Anne. D’r worde an docht om werom te gaan na St.-Anne. Dat worde ’t Boschhôf (’t Bosch). ’t Bouterrain laai d’r al, want dat waar in 1905 al bij publike ferkoping ankocht. Arsjitekt Feddema maakte ferskaidne tekenings en ’t eandsybeslút waar dat alles gelykfloers worde. Doe’t ’e febryksskorstyn omhoog kwam waar dat ’n sensasy foor Sloep, nou had-y ’n echt febryk. ’t Febryk gong feerder ônder de naam “Fa Joh’s Sloep Vruchtenconservenfabriek”, handelsnaam “Stoom- Vruchtensappen- Jamfabriek Joh’s Sloep.” In 1935 worde ’t kantoor ferboud. D’r worde ’n weunhuus met ferdieping fan maakt. In 1913 waar ’t “Achterhôf”, der’t nou Beuckelaer op staat, al anhaald. De hôven metnander waren ’n mooi geheel met ’t febryk. ’t Febryk waar ’t eerste fruchtekonservefebryk in Nederland en d’r gongen bakken fruit út ’e buurt en út ’e Betuwe deurhine. ’t Bedriif het mooie, maar ok drege tiden had. ’t Bouwen fan baaien gong hard achterút. Nije soorten fruchtbomen gâven meer gemaak de bunder. Dêrmet an ’e gang gaan, froeg om ’n groate infestering. Dêr kwam bij dat d’r ’n prot achterstallig onderhoud waar en bij ’n kommende inspeksy souwen de stoomketels ôfkeurd worre. Búttendat had ’e gemeente belang bij ’t “Achterhôf’ om op dat plak ’n bejaardetehuus te bouwen (Beuckelaer). De aigner doe fan ’t bedriif, Gerrit Sloep, besloat dan ok om d’r met op te houwen. Gebouwen en grônd worden in 1961 ferkocht an autosloper Katsma. De skorstyn is in 1998 delhaald. Pakesêger Johannes Gerrits Sloep het in 2020 de geskiedenis beskreven in ’t boeky “De 65 jarige geschiedenis van één van de eerste jamfabrieken in Nederland, Fa Johs. Sloep St.-Annaparochie 1896-1961.” Dat boeky kinne je liene in ’e bibletheek fan St.-Anne. Bronnen - Bovennoemd boeky. - Kranteartikels-/berichten.

Christelijke Vrouwenvereniging  Uit overlevering is bekend dat er in de 30-er jaren een actieve Christelijke Vrouwenvereniging in het dorp was, bestaand uit vrouwen die lid waren van de Ned.Herv. kerk. Na de Tweede Wereldoorlog groeide deze vereniging van Froubuurster vrouwen uit tot een grote groep die wekelijks bij elkaar kwam voor een bijbelbespreking, waarna er werd gebreid en geborduurd.  Deze spullen werden eenmaal per jaar op een bazaar verkocht ten bate van het kerkgebouw en de eigen kas. Omdat  de jongere generatie zich niet zo aangesproken voelde tot de leeftijdsgroep van “oudgedienden” richtte het dominees-echtpaar Gerbrandy een “jongevrouwenvereniging” op. De leiding was in handen van mevrouw Gerbrandy. (De leden van de twee verenigingen zijn te zien op de Dorpsfilm uit september 1962.) Ook was er een “jongemeisjesvereniging”. Het ging hierbij om de leeftijdsgroep van 14 tot 17-jarigen. (ook zij staan op deze dorpsfilm.) In 1964 deed het domineesechtpaar Ter Steege hun intrede in het dorp. Jan ter Steege wist de nodige “reuring” in het dorp te brengen. In eerste instantie bezocht hij bijna alle niet-kerkelijke Froubuursters. Hij richtte een schietvereniging op en Ter Steege was ook de initiator om het zwaar verwaarloodse brandspuithuisje (alias ‘Het Honnegat”) op te laten knappen. Onder “aanvoering” van de Firma Kingma werd de renovatie met vrijwilligers tot een goed einde gebracht waarna het een ruimte werd voor de biljartclub en andere activiteiten. Ook was er nog een koersbalclub met veel Froubuurster leden. Toen dominee Ter Steege en beroep naar Aalsum /Wetzens aannam zakte het Froubuurster verenigingsleven wat in elkaar….   Schietvereniging (bestaat niet meer) De meeste Froubuurster mannen waren lid van deze vereniging. Iedere week werden de winnaars en verliezers met hun aantal punten in de Bildtse Post gepubliceerd.   Koersbalclub ( bestaat niet meer)   Toneelvereniging “de Foorútgang”. De toneelvereniging bestond uit een groep enthousiaste Froubuurster spelers en speelsters waaronder een aantal échte talenten! Ieder jaar werd er een nieuw toneelstuk ingestudeerd dat werd gespeeld op de jaarlijkse uitvoering van het muziekkorps. Zij bliezen voor de pauze een koraal en pittige marsen, na de pauze speelde de toneelclub een toneelstuk.    Muziekcorps Soli Deo Gloria Het muziekkorps bestond uit veel leden die uit Froubuurt en Oude Leije afkomstig waren! Het korps bezat ook een vaandel waar verzilverde “lauwerkrans-prijzen” waren opgespeld die op diverse concoursen waren verdiend. Het vaandel hing veilig opgeborgen in een kast met glazen deur die in het oude dorpshuis (Lichtbaak en later Kyfhûeck) hingen. Door overlijden van leden en het vertrek van jongeren vanwege studie en opleidingen liep het ledenaantal sterk terug. Daarom sloot het korps zich aan bij het chr.muziekkorps Burdine van St.Annaparochie.   Polstok-verspringvereniging Deze vereniging werd in de 60-er jaren opgericht en er werd ieder jaar een grote springwedstrijd georganiseerd waar bekende Friese springers aan mee deden maar waarbij ook Froubuurster springers zich niet onbetuigd lieten! Op het oude sportterrein werden springschansen aangelegd en aan de overkant van de brede sloot kwam een groot “zandstrand”. De jaarlijkse polsstok-verspringwedstrijd trok honderden belangstellende bezoekers. In 1997 werd de vereniging opgeheven.    Molenruiters   De paardrijclub “Molenruiters” bestond eind 50er jaren ook al, was betrokken bij huwelijkceremonies van de leden (vaak met koetsjes!) en ze wonnen de nodige prijzen bij de Concours Hippique in de regio.  In 1966 werd De Manege gebouwd.   Voetbalclub CVO

In 1794 stelde de Beetgumer kastelein Hendrik Folkerts met nog geen paar keuterboeren een zilveren bal beschikbaar voor de jaarlijkse grote kaatspartij in Beetgum. Op de bal was een boer met een greep gegraveerd. Het was de bedoeling van de gulle gevers dat het beste kaatspartuur uit het dorp de bal zou winnen. Maar dat liep anders... Ook een kaatspartuur bestaande uit Hindrik Faikes, Teake Jehannes en Krelis de Boer uit Froubuurt, had zich voor de wedstrijd aangemeld. Tot grote frustratie van de Beetgumers won het Froubuurster kaatspartuur de wedstrijd. Tijdens de prijsuitreiking in de herberg ging het faliekant mis! Ook het drankgebruik zal daar waarschijnlijk debet aan zijn geweest. De Froubuurster kaatsers wisten in het tumult de zilveren kaatsbal te bemachtigen en vluchtten. Natuurlijk kwamen de Beetgumers hen achterna, maar….de 3 mannen waren nergens te vinden. Ze hadden zich staande in het water van de  vaart onder een boenhout verstopt. Toen de kust veilig was holden ze in hun natte plunje naar Froubuurt terug. Mét de bal!  In 1796 organiseerde Froubuurt een kaatspartij, maar omdat ze de zilveren “Ouwe Griep” voor altijd in het eigen dorp wilden houden mochten er alleen maar Froubuurster kaatsers aan de wedstrijd meedoen. In de analen van de kaatsvereniging “Klaine Izak” werd de regel opgenomen, dat er elk jaar een kaatswedstrijd op de eerste zondag na “Froumet” (= de vroegere jaarlijkse kermis op de derde zondag van augustus) zou worden gehouden, waar alleen Froubuurster kaatsers aan mee mochten doen. Zo ontstond de jaarlijkse Froubuurster “Ouwe Griep-pertij”. Voorafgaand aan de kaatspartij werd de zilveren “Ouwe Griep”-bal dan uit het raam van de eerste verdieping van “de Groene Papegaai” aan een stok met touw gehangen en werd voordat het kaatsen begon het gedicht van Waling Dijkstra over “de zilveren bal” voorgelezen. Dit ritueel wordt nog steeds in ere gehouden. Het winnende partuur mag bovendien ook een groot suikerbrood van 1 meter verdelen.            Eén lid van het winnende kaatspartuur in Beetgum raakte later nog in opspraak toen het zingen in de Froubuurster kerk van -a-ritmisch overging in het ritmisch zingen van de psalmen. Hij weigerde dat en dat bracht het kerkgezang totaal in de war….

PKA staat foor 'Piet Kampen Aanhangwagen.' Pieter Kampen begon syn landboumesinefebryk op 1 jannewary 1946 deur 't overnimmen fan 'n klaine smidterij. ’t Febryk gong in 1951 fallyt. In de adfertînsy fan ’t deropfolgende boelgoed worden twee auto's noemd: ’n eentôns sloaten bestelauto "Chevrolet" en ’n fierpersoans lúkse auto "Ford Prefect." Op naam fan Pieter Kampen út St.-Anne stonnen de kintekennummers B-32002 , B-34496 en B-40901. Ut ’n adfertînsy in ’t ‘Fries Landbouwblad’ blykt dat bij ’t ‘Faillissements-Boelgoed’ op 24 jannewary 1952 fan P. Kampen syn Landbouwerktúgefebryk anneks smidterij in St.-Anne, de moderne inventaris en de hele foorraad landbouwerktúgen, ark en materialen worden ferkocht. O.â. fier rooitransporteurs (8, 10 en 12 m.), bitetransporteur op ferstelber onderstel (5,5 m.), anhangwagens, feldêgen, irpellichters, ploegen, waaieslepen, ’n groate pertij landboumesine-onderdelen ensoa. ’t Bedriif maakte ’n deurstart ônder de naam ‘N.V. Machinefabriek Kampen te St.-Annaparochie, Aanhangwagen en opleggerfabriek.’ Feerder waar d’r ok de mooglikhyd om truks op te bouwen met anhangwagens in deselde styl. Op ’n stoit werkten d’r fyftig mânly. PKA (de gerazy) waar dealer fan Fiat persoanewagens en had ok ’t dealerskap foor ‘Henschel vrachtwagens.’ PKA maakte meer as dúzzend oplêgers en anhangwagens. ’t Waren goeie produkten en sels defînsy kocht ’n sery fan fijf stiks. Op de RAI-tintoanstelling fan 1962 toande ‘Renova’ ônder ândere de lichtgewicht 'REKA-TRAILER' die’t in samenwerking met ’t trailerfebryk PKA) maakt worde. De trailer waar opboud met ’n sloaten alminium karrossery neffens ’t 'RENO-systeem.’ Dut waar ’n nij alminium profyl in kokerútfoering. De sijbeplating waar útwindig monteerber en demonteerber. Deur syn kokerprofyl gâf dut ’t groate sijdelingse styfhyd, wilens gyn houtopfullings of soksoort meer norig waren foor ’t anbringen fan de binnenbetimmering. In 1965 waren d'r moeilikheden en de "directuer is uit zijn functie ontheven". Maar de orderportefúlly waar goed fuld en 't bedriif bleef bestaan. In 1980 worde 't bedriif overnommen deur "Boorbedrijf Van Spijkeren en Boeve" út Kampen. In 1983 fiel dochs nag 't doek en 't mesinefabryk worde sloopt. Met dank an Jan de Vries Kyk foor útbraide informasy toefoegde stik út de Heerenveensche Koerier fan 1948 en "Wandeling 141-1 en 2" út de sery "Wandelingen" fan Douwe Zwart welke plaatst worden in "De Bildtse Post.

Deuze beeldbepalende toren is in 1957 ontwurpen deur Jhr. Ir. A.P. Wesselman út Helmond.  ‘N.V. Nederlandse Aannemingsmaatschappij’, foorheen F. Boersma út Den Haag, kreeg opdracht om twee hest gelikense torens te bouwen. Ok Sintjabuurtsters konnen hier an metwerke. In Nes/Akkrum staat krekt soa’n toren. An de bovenkant fan de ongefeer 41 meter hoge toren befynt ‘m ‘n betonnen waterreservoir met ‘n inhoud fan 515 m3. Watertorens binne maakt foor de opslag fan water èn om de waterdruk te regelen. Dernaast kon ‘n onferwachtse drukferhoging in de waterlaiding (waterslâg) opfongen worre deur de dimpende werking fan ‘t waterreservoir in de toren. In 1978 worde d’r ‘n negenentwintig kilometer lange waterlaiding anlaid, werfan seuventyn kilometer deur de Waddensee: fan St.-Jabik na Lies op Terskelling. Hierdeur kon dêr, fral tidens de seumerperioade, ’n pyk in ’t watergebrúk opfongen worre. Deur de ontwikkeling fan moderne techniken wort de funksy fan ‘n watertoren hyltyd faker overboadig en worre hyltiten meer torens bútten gebrúk nommen. Soa ok die fan St.- Jabik, deur ’n nij pompstasjon in Franeker. ‘n Stikminnig jaren bleef de watertoren ongebrúkt staan. Most ’t ôfbroken worre of sou d’r ‘n tweede leven foor de toren komme? In febrewary 2021 kwam de watertoren te koop. ‘Plaatselijk Belang’ worde deur belangstellenden beld. De Gemeente skreef ‘n priisfraag út in ‘t kader fan de “Erfgoed Deal Waddenkust Kleigoed-route.” Tot groat genoegen van de Sintjabuurtsters en “Plaatselijk Belang St.-Jabik” worde de watertoren ferkocht. De nije aigner is femily Kolkman fan Stal Hermes  út St.-Jabik. Femily Kolkman het, tegaar met arsjitekt H. Hoff út Minnertsga, ‘t plan maakt om de watertoren te ferbouwen tot ‘n B & B met fijf kamers, werfan twee in ‘t foormalige waterreservoir en drie in ‘n nag te bouwen “swevende” ring om de foet fan de toren. D’r komt ok ‘n glazene lift in die’t ô,â. naar ‘t foor peblyk toeganklik dak gaat om derútweg fan ‘n spektakulêr útsicht geniete te kinnen. Met de lift ‘n “makky”, maar foor de liefhewwers is d’r ok ‘n mooglikhyd om de 137 treden bedwinge te kinnen. In ‘t waterreservoir komme rútten. Op 40 meter hoogte en met muren fan 60 sintimeter dik is dut nag ‘n hele put. Soa kin d’r wat moois ontstaan foor St.-Jabik soadat ‘t sechy “Hij kan niet zonder de watertoren” bestaan blyft. Besonder is, dat bij de bou resten fonnen binne fan ‘n pree-historys beest, ‘n únnikum op ’t Bildt. Sien ‘t krantebericht fan saterdeg 30 maart 1957 werin melding maakt worde dat de maandegs derop deskundigen na St.-Jabik komme souwen. De maandags derop… Ja ja… meer sêge wij niet. Gegevens Watertoren Boud in 1957 Arsjitekt: A.P. Wesselman Hoogte 41,14 meter Waterreservoir: 515 m3 Antal treden: 137

De Froubuurster kinderen praatten in de 50-er en 60-er jaren Bildts. Dat was ook de taal van de straat. (De leerlingen uit Oude Leije waren Friestalig!) Er waren ook Bildtstalige kinderen met ouders die Fries spraken. Maar zodra je de huisdeur achter je dicht had gedaan en ging knikkeren, verstoppertje speelde of ging touwtjespringen, was het Bildts weer de voertaal. Meester Van der Heide was al in de 30-er jaren hoofd van de Christelijk Nationale School. Alle leerlingen wisten dat hij buiten schooltijd altijd Fries sprak. In de vijfde klas werd hij de onderwijzer van de kinderen die waren geboren in de jaren 1945-1946. Toen een leerlinge hem in de klas een vraag in het Fries stelde was de boot onmiddellijk aan! “k Versta geen Fries!!!” Wel werd er in de klas het Bildtstalige leesboekje van Buwalda gelezen. Meester Scheffer was in die jaren hoofd van de openbare school. Hij was lang van postuur. Na hem werd meester De Vries zijn opvolger. Hij kwam uit het voorm. Ned. Indië en was een zeer aimabele man! De meisjes uit de hoogste klassen waren allemaal verliefd op de 2 prachtige zonen Richard en Robin. Een broer van schrijver-historicus Geert Mak is ook een paar jaar onderwijzer aan de openbare school geweest. Hij droeg altijd laarzen en beende met grote passen als een zeeman door het dorp. Het is niet ondenkbaar dat meester Mak als onderwijzer aan de openbare school werd aangesteld, omdat hij en schoolhoofd meester De Vries allebei in het Voormalig Ned. Indië waren geboren. Als je de Bildtse kinderen van tegenwoordig Bildts hoort praten, dan is dat doorspekt met Nederlandse woorden. “Een taal moet leven” zegt men dan. Maar het is jammer dat de “originele” Bildtse taal  achteruit gaat.

Op 19 juli 1945, 75 dagen nadat de oorlog was afgelopen, kwam een aantal dorpsgenoten bij elkaar, werd het dorpsbelang opgericht en een voorlopig bestuur gevormd. Dit vond plaats in het kerkelijke gebouw dat destijds aan de noordoostkant van de kerk stond. Met de oprichting kwamen de zeepalencommissie en de boomrooierscommissie te vervallen, welke in de laatste oorlogsjaren ervoor zorgden dat de kachels konden blijven branden.  Deze organisaties hadden ruim ƒ 800,- in kas, zodat er samen met het lidmaatschap van ƒ 1,- per gezin een gezonde financiële start was. Besturen was toen nog een mannenzaak. Al is hier in de statuten, welke op 19 september van datzelfde jaar zijn aangenomen, niets terug te vinden. Pas tien jaar later werd er in de notulen vermeld dat ook vrouwelijke dorpsgenoten mee mochten doen met het bedrijven van dorpspolitiek. In 1955 was er voor het eerst een vrouw bij de jaarvergadering aanwezig, in 1966 werd gevraagd om stemrecht voor vrouwen en in 1975 zat er voor het eerst een vrouw in het bestuur. Het duurde nog ongeveer 35 jaar voordat er een vrouwelijke voorzitter werd benoemd. Het eerste bestuur werd gevormd door de beide schoolhoofden: G. Scheffer (openbare school) en A. van der Heide (christelijke school). Verder bestond het bestuur uit P. Braaksma (manufacturen), A. Kooi (verzekeringsagent), Kl. van der Wal (fietsreparatie, huishoudelijke artikelen), H. Tadema (brandstofhandel) en H. Bloembergen (melkhandel). De eerste agendapunten waren het ophalen van het huisvuil, het stoppen van enkele “stankgaten”, de busdienst, de dorpsklok, een zwemgelegenheid en verbetering van het trottoir. Uit de notulen valt op te maken dat de relatie met de gemeente niet altijd goed was en dat veel wensen pas na lang aanhouden (soms) werden gehonoreerd. Omschrijvingen als vernauwd bewustzijnscomplex, kortzichtigheid en “laat u niet door ’t centrumdorp de kaas van het brood eten en vraag uw deel op van de gemeentelijke snoeptafel” getuigen hiervan. Verder was het bouwen van nieuwe huizen een steeds terugkerend onderwerp. In de periode net na de oorlog zijn er veel slechte woningen afgebroken, waar op dat moment niets voor terugkwam. De woningnood was hoog onder jonge gezinnen. Het westelijke deel van de Mathijs Beckstraat was het eerste grote woningproject. Ontzettend veel zaken werden door het dorpsbelang opgepakt. Van het herstel van de in verval geraakte molen en kerkklok tot het omvormen van het weeshuis tot een dorpshuis (de Lichtbaak, later de Kyfhûeck). Ook de komst van een sportterrein, waar nu het Waling Dijkstraparkje ligt, is, in samenwerking met de kaatsclub, gerealiseerd. Evenals toen blijkt nog steeds dat er mede door een dorpsbelang veel bereikt kan worden. Denk bijvoorbeeld de aanschaf van een aantal aed’s, een tokkelbaan, een pannakooi, het W.D.parkje, de aanlegsteiger bij de molen, de aanzet tot de bouw van het mfc, de groenvoorziening, het fitnessparkje, het opknappen van de Mathijs Beckstraat, de reconstructie doorgaande weg, enz. Gelukkig is er tegenwoordig, in tegenstelling tot de beginjaren, een hele goede samenwerking met de gemeente. Regelmatig krijgen we ambtelijke ondersteuning bij onze projecten en kunnen we een beroep doen op het wijken- en dorpenfonds voor een bijdrage aan een project. Ook in de toekomst willen we ons als dorpsbelang, samen met de bewoners, inzetten voor de leefbaarheid in ons dorp.

Tussen 1500 voor Chr. en 1505 na het begin van de jaartelling ontstond Billând  in het getijdebekken van de Boorne. Jarenlang onderzoek maakte duidelijk hoe in deze periode de bewoners omgingen met de natuurlijke omstandigheden. In Noord Nederland zijn drie afzonderlijke pleistocene getijdenbekken onderscheiden: het Boornebekken, het Hunzebekken en het Fivelbekken. Het gebied van de regio ‘t Bildt vindt zijn oorsprong in 1505 na Chr. wanneer de bestaande defensieve zomerdijk,de Monnikendijk wordt opgehoogd tot een meer robuuste offensieve zeewering en vanaf dat moment de naam Oudebildtdijk zal dragen. Het landschap, wat daarvoor vanaf 1500 voor Chr. is ontwikkeld heeft van mij de naam Billând gekregen. De aanwezigheid van veen bepaalt grotendeels het cultuurlandschap van Noord-Nederland, . Het veen was niet meer aanwezig tijdens het ontstaan van Billând, maar de ontginning van veen landinwaarts heeft wel invloed gehad op de ontwikkeling van het landschap. Het getijdebekken van de Boorne is gevormd door dit natuurlijk mechanisme vanaf zee. Boeren vestigden zich op de oeverwallen van de Boorne en beschermden het gebied tegen de zee met de aanleg van zomerdijken, ook op bestaande kwelderwallen.   Geen grootschalige veenontginningen met langdurige bodemdaling en komberging. De gevolgen van de veenontginningen ver buiten Billând, landinwaarts waren uitsluitend kort merkbaar tussen 200 en 450 na Chr. toen de Middelsee zich voor de eerste keer manifesteerde door wateroverlast vanuit de landinwaartse veenontginningen .       De Middelsee liet zich ook tussen 838 en 920 na Chr. gedurende langere tijd zien.  De Middelsee was verder alleen een korte tijd aanwezig na een forse dijkdoorbraak.  De naam Burdine en Boorne worden gehanteerd. Beide hebben ze dezelfde betekenis van ‘insnijding’.  De basis van Billând en ‘t Bildt is gevormd door het verder opbillen van het land op de al aanwezige holocene zandlaag.  De aldus gevormde woon- en werklagen ‘volgen’ als het ware de schommelingen van de transgressie – en regressielijn van de zee, de brenger van het nieuwe land.  Zie verder de uitgebreide versie of mijn boek vanaf 19 november as.                                                                                                      

In Nederland worde gasferlichting foor ’t eerst andeen in 1820, op ’t Binnenhof in Den Haag. ’t Eerste Friese gasfebryk worde in 1845 in Luwt opend. Dêrachteran kwammen ândere steden en dêr bleef ’t eerst bij. An ’t begin fan de 20e eeuw (begin 1900) worde in ôns gemeente peteroaly aigenlik alleen brúkt foor lampen in ’e huus en op ’e dyk. De eerste plannen foor ’t gasfebryk binne in 1907 maakt. In ’e gemeenteraad is dêr ’n prot over praat. Dat kwam met omdat ’n groat deel fan ’e mînsen fon dat betere ferlichting niet norig waar. Se waren ok benaud dat ’t gas te duur weze sou. En fan Ouwe-Syl en ’e Bildtdiken kwam ’t kommintaar dat se (nag) niet ansloaten worde souwen. Búttendat most d’r ok koazen worre tussen asetyleen en gas út koalen. Asetyleen kon alleen brúkt worre foor ferlichting. D’r waren sorgen at ’t wel útkon. Waren d’r wel genog mînsen die’t ’t gas brúkke wouwen soadat ’t rendabel weze sou? In 1911 worde besloaten ’n gemeentlik koalegasfebryk te stichten an ’e Súdderweg (nou Hemmemaweg) in St.-Anne. De offisjele opening waar op 13 jannewary 1912. Alleen in ’e dorpen St.-Anne, St.-Jabik en Froubuurt kwammen anslúttings. Bij ’t febryk worde ok ’n soanoemd fittershuus delset. Bij ’t begin waren d’r 336 partikuliere anslúttings. Dat tal groeide in ’t eerste jaar na 492. D’r worde doe 155.368 kúbbike meter gas brúkt foor acht sint ’e kúp. ’t Gas worde niet alleen brúkt om op te koken, in ’n prot húzzen brândden d’r ok lampen op. De koalen kwammen met ’t skip. ’t Gewind der’t ’t febryk op delset worde, waar koazen omdat ’t soa gaadlik laai an ’e Súdderfaart. ’t Gas most betaald worre met ’n gasmunt. Dêrfoor waar in ’e meterkas ’n spesjale meter, ’n muntmeter, installeerd, Deuze worde deur de meteropnimmer leegd. In 1954 gong ’t febryk dicht. Aardgas kwam in ’t plak fan koalegas. Fan ’t febryk staat alleen ’t fittershuus nag. Bronnen: - Artikel Bildtse Post fan 12-3-1981 deur D. Kuiken. - Artikel Leeuwarder Courant fan 06-03-2010. - Wikipedia. Sien foor meer informasy: De zwarte Gasfabriek – kranteartikel.

Froubuurt had in de 30-er jaren al een kleuterschool die bezocht werd door de kinderen van ALLE gezindten. Het werd toen nog  de “bewaarschool” genoemd. De school stond tegenover de kerk. Na de oorlogsjaren werden er veel kinderen geboren, maar het schoolgebouwtje was nog net ruim genoeg. De school had twee lokalen: een “les”lokaal en een speellokaal. De schooldeur was breed en de gang had een donkerbruin-rood geschilderde betonnen vloer. Achterin de gang waren de houten wc’s met tonnen. Als je naar buiten ging om in de grote zandbak met aan de zijkant een overkapping te kunnen spelen ging de deur van het “les”-lokaal open. Er waren houten kruiwagentjes en met de houten scheppen werd er in de zandmassa gegraven. Maar de tijden veranderden….Ineens waren er in de 70-er jaren een paar dorpsgenoten die meer voelden voor christelijk kleuteronderwijs. De oude kleuterschool werd daarna verkocht en tot woonhuis verbouwd. Er waren twee lagere scholen in het dorp: de openbare- en de christelijke school. Die zijn in de loop der jaren vanwege hun leeftijd afgebroken. De woningen van de voormalige hoofdonderwijzers bleven intact. Er werden 2 nieuwe scholen gebouwd. Op de plek van de afgebroken christelijke school werd een tuin gerealiseerd en op het perceel van de afgebroken openbare school werden huurwoningen gebouwd.                                                                         Zoals gezegd: de tijden veranderden….Er werden minder kinderen geboren en de nieuwe schoolgebouwen werden te groot vanwege een te klein aantal leerlingen. Er werden plannen gemaakt om tot één school voor alle gezindten te komen!! En die school kwam er in 2012. Alle Froubuurster kinderen onverdeeld naar het basisonderwijs in het gebouw van de nieuwe openbare school aan de Matthijs Beckstraat en de naam “de Fierljepper” kreeg (=de polstok-verspringer) Het nieuwe gebouw van de christelijke school werd tot appartementencomplex omgebouwd.

’t Waar novimber 1940 doe’t de beurtrijers Dirk de Koe, Reinder Jans Lont, Pieter Jans Lont, Gerrit de Vries, Sybren de Koe en Frederik Meijer de koppen bijnander stakken en de K.L.M.V. oprichtten. De mânly waren ant de konklúzzy kommen dat se meer metnander konnen as teugennander. In St.-Anne, an ’t Súdeand achter ’t huus fan Pieter Lont (in ’t ouwe Armenhuus), worde ’n werkplaats inricht. De plenning gebeurde fan ’t huus fan Pieter Lont út. Starigan groeide ’t wagenpark en worde ’n ouwe tramloads út Dokkum an ‘’t Achteromtsy’ boud. In 1960 worde besloaten deur rúmtegebrek te ferhuzen na de Stadhoudersweg.  Hier groeide de K.L.M.V. starigan feerder út. In dut nije onderkommen waar rúmte foor de plenning fan de ritten, ’n klaine kantine en ’n foor die tiid moderne werkplaats met smeerkúl. In die tiid worden alle andelen ferkocht an ’t Britse bedriif TDG. An de Steven Huygenstraat, achter ’t bedriif, worde ’n stik grônd fan de gemeente ankocht, om’t ’t wagenpark nag gelaidlik groeide. De road met blauwe wagens kwammen je in heel Europa teugen! In 1984 wou de gemeente alle bedriven út de dorpskernen weg hewwe en d’r worde opnij ferhuusd. Nou naar ’t nije bedriveterrain De Wissel. In 1998 worden alle andelen weer weromkocht fan TDG deur de direkteur-aigner Piet Lont en hiermet ston de K.L.M.V. weer op aigen benen. In 2010 ferkocht Piet Lont, bij gebrek an opfolging, de K.L.M.V. an AB Texel en soa kwam d’r ’n eand an ’t mooie femilybedriif. Op dat stoit werkten d’r feertig man.

De Bildtse Bank sat in St.-Anne en had filialen en/of sittingsdagen in St.-Jabik, Froubuurt, op Ouwe-Syl en Nij Altoena. De bank is opricht in 1899 met as naam “Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank St. Annaparochie.” In 1911 waar ’t nije bankgebou klaar. Dat ston an ’e Warmoesstraat 41. ’t “Groene Kruis” kwam bij de bank in. De baide namen, fan bank en groene krús, stonnen op ’e gevel. De gevel staat d’r nag maar de namen en ’t krús binne d’r niet meer. Op 21 desimber worde ’t nije bankgebou an ’e Westerdyk in gebrúk nommen. Dat waar delset op ’t terrain der’t eerst ’t huus “Villa Nova” fan burgemeester Kuperus ston. Deur de jaren hine is de naam fan ’e bank ferskaidne keren ferânderd. Dat kwam omdat ’e bank tegaar met ’e Friesland Bank (Súvvelbank) begon te werken en dêr úteandlik helendal in opnommen is. De bank het altyd ’n fooranstaand plak had in ’e gemeente “het Bildt”, in ’n gemeenskap der’t mînsen nander en nanders bedriif konnen. De bank waar d’r foor de mînsen út ’e buurt en de metwerkers wisten wie’t de mînsen achter de bedriven waren. De sfeer waar gemoedlik en d’r waar fertrouwen in ’t doen fan saken. D’r waren fansels regels, maar dêr konnen je wel ’s omhine. Je wisten ommers wie’t de klanten waren, harde werkers of liever loi as moe? Dat kon ’t ferskil make at je wel of niet ’n liening kregen. Geregeldweg worde ’n liening op “goed gefoel” goedkeurd, ok al kon dat niet neffens de regels. Ok de openingstiden waren niet hailig. Bútten kantoortiden kwam d’r ok wel ’s een “achterom” om sinten te halen, omdat die op dat stoit norig waren. Je kinne ’t je in ’e tunworige tiid niet meer indinke, maar in ’t eerstan worden soms kaptalen metnommen op ’e fyts of achter in ’e auto. De wereld ferânderde. De bank waar selsstannig maar klain. Dêrdeur waar ’t niet altyd mooglik ’n liening te geven. “De Vlaswiek” befoorbeeld froeg om ’n liening met fijf nullen. De liening worde ferskaft met ândere frije banken út ’e buurt. Doe’t “De Vlaswiek” later nag ’n liening norig waar fan fier miljoen gulden waar dat niet rônd te krijen met ’e ândere frije banken. D’r waar al ’n bând met ’e Friesland Bank (doe nag “Zuivelbank”) en in 1969 kwam d’r samenwerking, in ’e Luwter Krant andoid as fúzzy. Waar dat ’t begin fan ’t eand fan ’e Bildtse Bank? Ja, aigenlik al. De infloed fan ’e Friesland Bank worde starigysan groater. Lienings geve en personeelsbelaid útfoere worde deur hur deen. D’r kwammen “freemden” in ’e huus. Ok de automatisering speulde met en ’e Bildtse Bank most metdoen. Jarenlang had dat opkeerd worre kinnen, maar nou niet meer. De “doadsteek” waar in 1993. Op 1 jannewary dat jaar gong d’r ’n nije wet in: de “Wet Toezicht Kredietwezen.” De Bildtse Bank kon niet an die wet foldoen. Nagal wat fergaderings met dêrin ’t norige harsensskrâben feerder waar de konklúzzy dat ’e Bildtse Bank folledig overgaan sou na de Friesland Bank. Formeel dan, want d’r waar ôfpraat dat ’e naam Bildtse Bank op ’e kantoren staan bleef. Dos wou de Friesland Bank fan ’e naam ôf, maar dat het ’t stichtingsbestuur fan Bildtse Belangen kere kinnen tot ’e Friesland Bank in 2012 overnommen worde deur de Rabobank en ’t lêste kantoor, dat in St.-Anne, dicht gong. De Bildtse Bank had ’n belangrike soasjale funksy op ’t Bildt met ’t finansjeel steunen fan maatskaplike inisjativen en eveneminten. Deuze funksy gong na de overname na “Stichting Bildtse Belangen (SBB).” In 2017 wort ’t boek “De Bildtse Bank – het eigenaardige vertrouwen”, skreven deur Douwe Zwart, útgeven. Dut boek is d’r kommen op inisjatyf fan SBB. In ’t boek staan tien korte ferhalen fan Roel de Vries. Hij fertelt op syn aigen menier dingen die’t-y in ’e feertig jaar dat-y bij de bank werkte, beleefd het. Gitte Brugman het praten met oud-werknimmers en hur femily, mînsen fan ’t bestuur en klanten. Ferslagen dêrfan staan ok in ’t boek. Dut boek kinne je omskrive as ’t standaardwerk fan ’e geskidenis fan ’e Bildtse Bank. ’t Is ’n anrader dut neskierige boek te lezen. Tiidlyn - 1899 oprichting “Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank St. Annaparochie.” - 1911 naamswiziging in “Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank Het Bildt.” - 1929 splitsing in foorskot- en spaarbank (om technise reden). - De foorskotbank gaat feerder as “Coöperatieve Voorschotbank Het Bildt.” - De spaarbank gaat feerder as “Stichting Spaarbank Het Bildt.” - 1969 jaar fan ’e “fúzzy.” - De foorskotbank gaat op in ’e Friesland Bank. - De spaarbank gaat feerder as “Coöperatieve Spaarbank Het Bildt.” - 1993 Ok de spaarbank gaat op in ’e Friesland Bank. Bronnen - Bovennoemd boek. - Artikel Bildtse Post: “Bedrijven met een verhaal.” - Argyf Stichting Bildts Aigene.

In 1908 werd de bouw van de Vlaswiek afgerond. Gemeente architect J. Winters was verantwoordelijk voor het ontwerp.  Het gebouw is opgericht als verzorgingshuis voor ouderen en werd in volle lengte "gesticht van ouden van dagen de Vlaswiek" genoemd. Hiermee werd de ouderenzorg van alle Bildtdorpen gecentreerd naar één locatie. Later zou in het voormalige (Bosch)hof van Johannes Sloep ook verzorgingshuis de Beuckelaer worden gebouwd. In de jaren '70 werd de oude Vlaswiek nog uitgebreid met een flink aantal ouderenappartementen maar in de jaren '90 voldeden deze appartementen echter al niet meer aan de eisen van de tijd. Logistiek en fysieke bereikbaarheid van bewoners tot de dorpskern deden besluiten de gehele ouderenzorg naar de Beuckelaer over te brengen en aldaar uit te breiden. Hiermee verdween de in de jaren '70 verezen aanbouw. Het oude gebouw bleef gespaard en kwam in beheer van Wonen Noordwest Friesland, destijds de woningstichting Noordwest Friesland. NWF verhuurd hier nu appartementen.  Het is tot dusver niet helder wie verantwoordelijk is voor de prachtige Engelse landschapstuin voor de Vlaswiek maar eind 19e eeuw liet de gemeentearchitect bij diens woning aan de van Harensstraat 46 eerder een Engelse tuin aanleggen door de bekende tuinarchitect Gerrit Vlaskamp. Vlaskamp of diens schoonzoon Gabe Westra kunnen wel eens verantwoordelijk zijn geweest voor het ontwerp van deze prachtige tuin. Met de uitbreiding in de jaren '70 is de Engelse landschapstuin verdwenen. De firma Bosgra uit Bergum/Buitenpost, tevens leverancier van Gerrit Vlaskamp, tekende een nieuw tuinontwerp voor het uitgebreide complex. Inmiddels is de tuin een parkeerplaats en grasveld. Twee bomen uit 1908 zijn bewaard gebleven.

Westhoek en Oosthoek zijn buurtschappen in de provincie Fryslân, gemeente Waadhoeke. T/m 2017 gemeente 't Bildt. De buurtschappen hebben veel historische, geografische en maatschappelijke verwantschap en werken op veel gebieden samen. Ze worden dan ook beschouwd als een tweelingbuurtschap, ook door de inwoners, getuige o.a. het gezamenlijke, in 1960 opgerichte Streekbelang Oost- en Westhoek.  Oosthoek staat vreemd genoeg - en ten onrechte - niet eens als plaatsnaam in de Topografische atlas Friesland, alleen als gebouw- of veldnaam, hoewel de plaatsnaam toch al lange tijd in gebruik is. Voor de postadressen ligt Oosthoek in Sint Jacobiparochie. Westhoek daarentegen heeft in 1991 formeel de dorpsstatus gekregen en is daarmee in tegenstelling tot Oosthoek een formele woonplaats geworden, met bijbehorende eigen postcode (9075) en plaatsnaam in het postcodeboek (voorheen lag het, net als Oosthoek nog altijd, voor de postadressen in Sint Jacobiparochie) - maar dat was puur om pragmatische/administratieve redenen om de basisschool open te kunnen houden. De naam Westhoek kwam in het eerste postcodeboek (1978) niet eens voor, ook niet als 'zie'-verwijzing. Geografisch gezien is Westhoek nog altijd een buurtschap, en samen met buur-buurtschap Oosthoek dus een tweelingbuurtschap.  - De buurtschap Westhoek heeft kennelijk geen bebouwde kom en heeft daarom witte plaatsnaamborden en geen blauwe. Er geldt wel een 30 km-zone. Buurtschap Oosthoek is daarentegen in het geheel niet voorzien van plaatsnaamborden. Plaatsengids.nl, bew. Sytse Keizer

De kerken fan St.-Jabik. (Tekst Baukje Luinstra) Omstreeks 1530 worde de eerste kerk fan St.-Jabik boud. ’t Waar ‘n krúskerk met de toren an de westkant en met brandskilderde rútten, skonken deur GS en de pachters fan ‘de Franeker landen’. In 1636 worde d’r op de noordkant  ’n nije fleugel anboud en in 1649 een op de súdkant. ’t Orgel folgde in 1652.  In 1695 kwam d’r ’n nije toren met spits (ôfbeeld op de kaart fan de Franeker Bildtlanden fan omstreeks 1700). In de toren kwammen twee klokken te hangen: de klaine klok (út 1614) en de groate klok later in 1754. In 1843 worde deuze kerk ôfbroken om plak te maken foor ‘de Groate Kerk’ fan nou.  Thomas Adrianus Romein, geboren in 1811, stadsarsjitekt fan Luwt en bekind fan o.a. ’t Paleis fan Justisy te Luwt, maakte ’t ontwerp foor de neoklassisistise ‘Groate Kerk’ fan St.-Jabik. In 1843 kon de bou hierfan beginne. De klaine klok út 1614 worde doe foor f 550,-. ferkocht om ’n deel fan de boukosten te dekken. De groate klok worde in 1943 tidens de Tweede Wereldoorlog deur de Dútsers konfiskeerd. In 1952 kwam d’r ’n nije klok. ’n Deel fan ‘t orgel komt nag út de ouwe kerk fan foor 1844, na de nijbou worde dut deur L. van Dam en Zonen út Luwt anpast en útbraid. In de nije klok fan 1952 staat de folgende spreuk fan H.S. Buwalda: Deur St.-Jabuurster gemeenskapssin Is ‘t, dat ik hier kommen bin; Soa’t eerst myn foorganger deed Sil ik tenà loïe bij freugd en bij leed. In 1979 nam Stichting ‘Alde Fryske Tsjerken’ de ‘Groate Kerk’ over, de kerk worde restaureerd en is sont 1980 ’n goed lopend ‘Kultureel Sintrum’. De preekstoel maakte plak foor de bar, maar is te bewonderen in de Museumkerk op Skokland. Sont 2011 is d’r in ’t foorportaal fan de kerk ’n pelgrims- informasysintrum festigd. Hier begint ’t Jabikspâd: ’n pelgrimstocht fan 2700 km. fan St.-Jabik na Santiago de Compostella in Spanje. 

“Tot 1540 verhuurde de Graaf van Buren het Nij Bildt ”te zijnen proffijte” , na zijn dood in 1540 werd het verhuurd.”  (Bildtrekeningen) In juni 1545 was een der Heren van de Rekenkamer van Holland op bevel van de landvoogdes Maria van Hongarije en van de Raad van Financiën, naar Friesland gereisd “omme te weten off ’t Buytenbilt dijckbaer is” dit te doen meten en opnieuw te verhuren. “ (Sannes I) Hiervoor werd de bekende landmeter en kaarttekenaar Jacob Heeres aangesteld om het Buytenbilt te meten. Op de kaart van 1545 is duidelijk de verkaveling en de zomerdijk (later Nieuwe Bildtdijk) te zien. Twee jaar later in 1547 zijn de oppervlakten van de 53 kavels al gemeten en in ieder geval tot 1638 nauwelijks veranderd, dus ook zelfs niet door de Allerheiligenvloed van 1570. Dit is af te leiden uit de Bildtrekeningen zijn:1547/48, 1554/55, 1566/67, 1574/75,1629/1630 en 1638. Hier was zoals ook bij de Oudebildtdijk al ver voor de definitieve verhoging van de Nieuwe Bildtdijk in 1600 het opgebilde en ook door de monniken ontgonnen land ingepolderd. In 1556 (Sannes I-blz. 72) werd er weer een poging gedaan een groot stuk Nieuw Bildtland op de zee te winnen. Ook hiervoor werd een kaart gemaakt, deze keer het ontwerp met een nieuwe dijk en een 43-tal kavels veel verder noordwaarts. Dit plan kwam niet tot uitvoering door onlusten, (o.a. de beeldenstorm van 1566) die uiteindelijk zouden leiden tot de tachtigjarige oorlog. Ik heb verloren grond van het Nieuw Bildt op mijn BildtGIS berekend door vergelijking van de toen in 1556 geplande hoeveelheid grond met de uiteindelijk beschermde gewonnen grond tot aan de Deltadijk nu. Ik kwam tot 1200 ha., gelijk aan 1304 morgen. (Zie afbeelding) Daarnaast is in de langere versie hieronder ook het verschil tussen die geplande grond in 1556 en de overgebleven grond na de Allerheiligenvloed 1570 bepaald. Ondertussen was men wel in 1542 begonnen met het aanleggen van “duyckelhoofden” , strandhoofden, die bescherming moesten bieden tegen aanslagen op de kust en om aanslibbing te bevorderen. Dat kun je vinden in het venster "Strandhoofden redden 't Bildt" Sytse Keizer

Ik zal u vertellen, hoe ‘t Bildt in kaart gebracht is oftewel over de Cartografie van ‘t Bildt.  Ik heb een overzicht gemaakt van kaarten, waarop ‘t Billând en ‘t Bildt zijn afgebeeld. Hierbij zijn ook een aantal, waarbij zij onderdeel van een groter geheel er omheen, o.a. van Fryslân. Tot op dit moment heb ik zo’n 100 kaarten weten te vinden.  De oudste kaart van ‘t Bildt. (afb. 2)  ca. 1504 De oudste kaart van het Bildt wordt toegeschreven aan een generaal van Hertog George van Saksen, Vitus von Drachsdorff. die door hem op de achterkant van de kaart “Abriss Stadt Groning” was geschetst. De precieze datering is nog niet bekend. De kaart is niet uitsluitend een ontwerp maar een weergave van de werkelijke situatie op het moment van het maken ervan, als je rekening houdt met mijn bevindingen. Bijvoorbeeld de Oudebildtdijk was geen afsluitdijk, maar eerst een 'n kwelderwal/zomerdijk en de Middelweg was ook een zomerdijk. Beide zijn hier als de twee bovenste horizontale lijnen duidelijk ingetekend. Ook is de al aanwezige waterweg: Holle Rijd (restant Sitkens Rijdt) en Blikfaart duidelijk te zien. Kijk nu naar de bijgevoegde afbeelding, mijn bewerking, vertaling van de eerste kaart naar de toestand, afmetingen en verhoudingen van nu anno 2022. (incl. de ook door Drachsdorff beschreven dorpen.) De latere Klaine Blikfaart , was dus toen nog verbonden met de Holle Rijd en de rest van deze waterweg is verder doorgetrokken richting Stiens. De andere gebogen lijn is fout getrokken, gezien de dubbele dwarslijntjes hierop. De 7 wegen van Noord naar Zuid, van links naar rechts zijn: Westerdyk, Holle Rijd, Súdderdyk/kadal, Kouwe Weg, Noorderdyk, Súdderweg, Langhústerweg en Attesweg. Deze waren toen waarschijnlijk nog geen brede, meer verharde wegen en zijn toen wel ingetekend. Met het tekenen van deze wegen van Noord-Zuid, is er automatisch de basis gelegd van de verkaveling van 't Oud-Bildt in 8 hoofdstroken, van Dijkshoek tot de Oostrand van Oud Monniken Bildt. Deze zijn ook terug te zien op de gekleurde kaart van Schotanus en op 't BildtGIS.Ik kom hier nog op terug in het venster over de verkaveling van het Bildt.

De plaats is ontstaan in het begin van de 19e eeuw als een kleine noordelijke nederzetting van Sint Annaparochie, op de kruising van de Schuringaweg en Oudebildtdijk in Het Bildt (wat tot 2018 een zelfstandige gemeente was). De plaats werd 't Wegje genoemd, naar de Schuringaweg die ook wel bekend staat als ut wechie, 'het weggetje' vertaald. Meer dan een paar boerderijen was het niet. In 1903 werd er aan de Schuringaweg (toen nog Nieuweweg geheten) een schooltje geopend. Het had drie leslokalen en bij de school hoorde ook een onderwijzerswoning. In 1918 volgde er een kerk, een Gereformeerde kerk. Deze kerk gaat in 1928 dicht wanneer de nieuwe kerk van de plaats open gaat, de huidige PKN-Kerk, Kerk tussen de Dijken geheten. Langzaam groeide het daarna door. In 1951 kreeg de buurtschap de huidige naam, Nij Altoenae. Nij Altoenae is een verwijzing naar het dorp Sint Annaparochie, dat oorspronkelijke Altoenae heette. Dit Altoenae verwijst weer naar de oorspronkelijke woonplaats van de bedijkers van het Bildt, die in 1505 (deels) uit het Land van Heusden en Altena kwamen. Daarna groeide het dan dorpje verder uit, eind jaren 70 werd er een begin gemaakt met het aanleggen van de nieuwbouw door de aanleg van de eerste zijweg. Het werd zo echt een dorp maar het was dan nog altijd formeel een buurtschap van Sint Annaparochie. In 1982 vroeg de vereniging voor Plaatselijk Belang Nij Altoenae, Oude- en Nieuwe Bildtdijken de dorpsstatus aan. Na een handtekeningenactie van tegenstanders werd het te nemen besluit opgeschort. In 1991 haalden de voorstanders in een referendum niet de vereiste twee derde meerderheid. In 1999 verloren de voorstanders van de dorpsstatus een referendum omdat de opkomstdrempel net niet werd gehaald. In 2005 vroeg de vereniging voor Plaatselijk Belang Nij Altoenae, Oude- en Nieuwe Bildtdijken echter opnieuw de dorpsstatus aan. De gemeenteraad kende deze op 16 februari 2006 toe voor het gebied binnen de kom van het dorp. De bewoners van drie buitengebieden mochten zich in een referendum uitspreken over het uitbreiden van de dorpsstatus tot hun gebied; de meerderheid was tegen en wilde liever bij Sint Annaparochie blijven. Nij Altoenae kreeg per 1 oktober 2006 de dorpsstatus. Er was echter geen postcode meer beschikbaar dus het hoorde voor de post nog bij Sint Annaparochie. Eind 2007 kreeg Nij Altoenae een van de twee postcodes van Oude Leije. Deze postcode is per 1 mei 2008 voor Nij Altoenae operationeel geworden. Het noordelijke buitengebied, Stad Niks geheten, waarvan de meesten tegenstemde, is bij Sint Annaparochie gebleven en valt zo zonder een directe verbinding met dat dorp nog altijd onder Sint Annaparochie

Willem van Haren, bijgenaamd “de Ambassadeur” was grietman van het Bildt, rentmeester van de domeinen, staatsman, diplomaat en curator van de Universiteit van Franeker. Hij vervulde diverse politieke missies, waaronder de onderhandelingen voor de vrede van Nijmegen en internationale missies naar Denemarken, Keulen, Engeland en Zweden. Willem van Haren groeide op in Leeuwarden, in  een groot pand aan de Grote Kerkstraat. Tegenwoordig gebruikt keramiekmuseum princessehof dit pand. Van Haren stamd uit een familie die nauwe banden had met de stadhouder en het stadhouderlijk hof. Zijn voorvader, de watergeus Adam van Haren was in 1572 betrokken bij de inname van Den Briel. In 1652 werd Willem het grietmansschap van het Bildt toegewezen. Hij liet daarop een voorname residentie in de hoofdplaats Sint Annaparochie bouwen, het “Van Harensslot”. Door zijn bestuurlijke functies zou hij daar niet veel zijn. Zijn echtgenote Elisabeth van Hemmema waar hij in 1660 mee trouwde wel. Ten tijde van de oorlog tussen Zweden en Denemarken bracht Michiel de Ruyter hem naar Zweden om te onderhandelen met de Zweedse Koning Karel XI van Zweden. Hij raakte bevriend met Karel XI. Het doel was om de smalle doorgang, de Sont, tussen de twee landen, zonder tussenkomst van geweld door de Nederlandse Oorlogsvloot toegankelijk te houden zodat de zeer substantiele Nederlandse handelsbetrekkingen op de Oostzee gehandhaafd en bescherm zouden blijven. De tact van Van Haren is van grote invloed op de Nederlandse betrekkingen op de Oostzee geweest. Het opnemen in de adelstand door Karel XI wees Van Haren resoluut af. In 1683 liet hij door een grote financiële bijdrage de naar hem genoemde Van Harenskerk bouwen. In 1686 liet hij ten behoeve van zijn familie een grafkapel aan de kerk bouewen. De zware koperen deuren voor de grafkapel zijn zeer waarrschijnlijk een geschenk van de Zweede Koning Karel XI. Na een huwelijk van 28 jaar overleed Elisabeth in 1688. Ze werd in de kapel begraven. Niet lang daarna nam Van Haren afstand van het grietmansschap van het Bildt, ten behoeve van zijn neef Adam Ernst van Haren. Van Haren overleed in 1708 op 81-jarige leeftijd en werd bij zijn vrouw begraven. Nog eens 12 nazaten van Willem van Haren zijn uiteindelijk in de grafkapel begraven.